Een leuk familiespel: UNO
UNO is wereldwijd een van de meest gespeelde gezinsspellen en het lijkt een beetje op Pesten. Het spel is gemakkelijk te spelen voor iedereen, aangezien er met plaatjes gespeeld wordt. Het doel van het spel is om je eigen kaarten zo snel mogelijk kwijt te raken, maar dat gaat natuurlijk niet zomaar. Een potje duurt gemiddeld 10 à 15 minuten.
UNO
Het kaartspel
Het kaartspel bestaat uit 108 kaarten:
- 19 rode kaarten met de cijfers 0 tot en met 9, waarbij de 0 één keer voorkomt en de cijfers 1 tot en met 9 elk 2 keer.
- 9 blauwe kaarten met de cijfers 0 tot en met 9, waarbij de 0 één keer voorkomt en de cijfers 1 tot en met 9 elk 2 keer.
- 9 groene kaarten met de cijfers 0 tot en met 9, waarbij de 0 één keer voorkomt en de cijfers 1 tot en met 9 elk 2 keer.
- 9 gele kaarten met de cijfers 0 tot en met 9, waarbij de 0 één keer voorkomt en de cijfers 1 tot en met 9 elk 2 keer.
- 8 'verbod'-kaarten, van elke kleur 2.
- 8 '+2'-kaarten, van elke kleur 2.
- 8 'speelrichting omdraaien'-kaarten, van elke kleur 2.
- 4 zwarte kaarten waarmee de kleur kan worden veranderd.
- 4 zwarte '+4'-kaarten.
- 4 blanco kaarten
Aantal deelnemers en duur van het spel
Aantal deelnemers
UNO kan met 1 tot en met 10 spelers gespeeld worden als er met zeven beginkaarten per persoon wordt gespeeld. UNO kan ook goed met meer dan 10 personen gespeeld worden, maar dan is het aan te raden om met vijf beginkaarten per persoon te spelen. UNO is heel makkelijk te leren en jonge kinderen pakken het spel heel snel op.
Duur van het spel
Er is geen vaste tijd hoe lang één spel duurt, deze tijd is mede afhankelijk van het aantal spelers en de kaarten. De tijd is te beïnvloeden door met meer of minder beginkaarten te spelen. Met zeven beginkaarten en een maximum van tien spelers duurt één potje gemiddeld 10 à 15 minuten. Hierbij geldt: hoe meer spelers, hoe langer het duurt.
Doel van het spel
De winnaar van het spel is degene die als eerste al zijn kaarten kwijt is.
Winnaar van het spel
De winnaar van het spel kan per potje worden bepaald, maar er kan ook met een puntensysteem worden gewerkt.
De pestkaarten
Dit zijn de pestkaarten:
- De '0'. Als deze opgelegd wordt, moeten alle kaarten door de spelers in de gespeelde richting worden doorgegeven. Als iemand 'UNO' had, moet de speler die nu deze kaart krijgt, ook weer 'UNO' zeggen.
- De '7'. De speler die deze kaart oplegt, mag zijn kaarten met één speler wisselen (zelf te kiezen), dit hoeft niet. Als de speler waarmee de kaarten gewisseld wordt nog maar één kaart had, moet de speler die die ene kaart ontvangt 'UNO' zeggen.
- De 'twee pijlen'. Als deze kaart wordt opgelegd, verandert de speelrichting.
- Het 'verbod'. Als deze kaart wordt opgelegd, moet de volgende een beurt overslaan.
- De '+2'. Als deze kaart wordt opgelegd, moet de volgende speler twee kaarten pakken. Echter, deze speler kan zelf ook een +2 (maakt niet uit welke kleur) of een +4 opleggen, dan gaat de totale som naar de volgende speler. Dit gaat door totdat iemand geen '+'-kaart meer heeft. De speler die de totaalsom moet pakken, mag in zijn/haar beurt niet meer opleggen.
- De '+4'. Als deze kaart wordt opgelegd, moet de volgende speler vier kaarten pakken, ook hier kan het aantal te pakken kaarten weer doorgegeven worden en daarmee toenemen. De speler die de totaalsom moet pakken, mag in zijn/haar beurt niet meer opleggen. Daarnaast mag de speler die deze kaart heeft opgelegd de kleur bepalen.
- De 'kleurenveranderaar'. Als deze kaart wordt opgelegd, mag de speler die deze kaart oplegt de kleur veranderen, de beurt is hierna wel voorbij. De volgende speler mag alleen kaarten van deze kleur opleggen of een zwarte kaart opleggen.
- De 'blanco kaart'. De blanco kaart kan worden ingezet voor iedere bestaande kaart, dit is naar eigen invulling van de speler. Er kan er ook voor worden gekozen om zonder de blanco kaarten te spelen.
Puntensysteem
Eventueel kan ervoor worden gekozen om met een puntensysteem te werken. De winnaar van het spel is dan de eerste die een bepaald aantal punten behaalt, bijvoorbeeld 500. De puntentelling werkt als volgt:
- De 0 tot en met de 9 hebben eigenwaarde.
- De '+2', 'twee pijlen' en het 'verbod' zijn alle drie 20 punten waard.
- De '+4' en de 'kleurveranderaar' zijn beide 50 punten waard.
Als een speler al zijn kaarten kwijt is, wordt gekeken naar wat de andere spelers nog in hun hand hebben. Het aantal punten dat die kaarten waard zijn krijgt de winnaar.
Voorbeeld
Stel er wordt met drie spelers gespeeld en speler 2 is als eerste uit. Speler 1 heeft nog een 0 en een 9, speler 3 heeft nog een '+2' en een 'verbod'. Speler 2 krijgt dan in totaal 49 punten (9 punten van speler 1 en 40 punten van speler 3).
Het spel
Het begin
De deler schudt de kaarten en zorgt ervoor dat iedere speler 7 willekeurige kaarten krijgt. Ook legt hij/zij één kaart open op tafel, dit is de beginkaart. De beginkaart mag echter geen pestkaart zijn! De rest van de kaarten worden in het midden gelegd en dit is de pot. De speler links van de deler mag nu beginnen.
Opleggen
Een kaart kan worden opgelegd als de kaart hetzelfde nummer, symbool of kleur heeft. Zo kan op een rode 9 een willekeurige andere rode kaart of een 9 van een andere kleur. Een zwarte kaart mag op elke kaart worden opgelegd. Als een speler niks kan opleggen, moet een kaart van de pot worden gepakt. Indien deze kaart dezelfde beurt nog op kan worden gelegd, mag dat.
Laatste kaart
Als een speler de één na laatste kaart opgelegd heeft, zegt deze speler 'UNO'. Indien deze speler dat niet doet voordat de volgende speler een kaart pakt of oplegt en een andere speler merk dat op, dan moeten er twee kaarten van de pot gepakt worden.
Inspringen
Als een kaart wordt opgelegd en jij hebt in je hand precies dezelfde kaart (zelfde nummer/symbool én kleur), mag deze kaart voor de beurt worden opgelegd, dit heet inspringen. De volgende speler die mag opleggen, is de speler die links van degene die ingesprongen heeft zit.
Pestkaart eindigen
De laatste kaart die wordt opgelegd door een speler mag geen pestkaart zijn. Is het wel een perskaart, dan moeten twee kaarten uit de pot gepakt worden.
Spelen met twee spelers
Als er met twee spelers wordt gespeeld, geldt er bij de '+'-kaarten en het 'verbod' het volgende:
- Als speler 1 een '+'-kaart oplegt en speler 2 moet dat aantal kaarten pakken, is speler 1 weer direct aan de beurt.
- Als speler een 'verbod'-kaart oplegt, mag deze speler gelijk weer verder spelen.
Afvallertje
In plaats van dat het aantal punten van de overgebleven kaarten naar de winnaar gaat, kunnen er ook strafpunten per individu worden opgeteld. Als een speler 500 punten of meer heeft, valt diegene af en gaan de andere spelers door. Er vallen net zolang mensen af, totdat er één winnaar overblijft.
Lees verder