Schaken: de drie gouden regels van de opening
Dat veel schakers hun partij met e2-e4, d2-d4 of een paardzet als Pg1-Pf3 beginnen, weten de meeste beginnende schakers nog wel. Maar hoe gaat het nu verder? Hoe kunt u als schaker het beste de opening spelen en ervoor zorgen dat u controle over het bord houdt, attent kunt reageren op veranderingen en tegelijkertijd uw eigen stukken in veiligheid brengt? Dit artikel behandelt de gouden regels van de opening in het schaken. Van pion, centrum, paard en loper tot koning, dame en rokade!
Inleiding
De volgende drie
regels gelden in het algemeen voor verreweg de meeste schaakpartijen - uitzonderingen daargelaten. Hanteer en leer ze voor een goede ontwikkeling, alsmede een gezonde opstellen van uw stukken. Voor een overzicht van de meest gespeelde
schaakopeningen, klik
hier.
Pion in het centrum
Als eerste
gouden regel van de opening in het schaakspel is het uiterst belangrijk één (of meerdere) van uw pionnen in het
centrum te positioneren. Vooral beginnende spelers willen nog wel eens de fout maken om in het begin van een partij de randpionnen op te spelen, waardoor een verdedigend kwetsbare en aanvallend weinig vruchtbare situatie ontstaat. Veel beter is het om meteen een
pion in het centrum te hebben, aangezien dit doorgaans de plek is waar stukken elkaar ontmoeten. Tevens maakt u op deze wijze ruimte voor andere stukken, zoals uw
loper, om zich te ontwikkelen.
Stukken ontwikkelen
Als tweede gouden regel voor de opening bij het
schaken noemen we het ontwikkelen van stukken. Het is van het grootste belang om meerdere stukken in het begin van de partij in het spel te brengen, om zo uw aanvallende mogelijkheden te vergroten en tevens ervoor te zorgen dat u niet te veel afhankelijk bent van één stuk. Beginnende schakers willen in de
opening nog wel eens te vaak met hetzelfde stuk spelen. Dit is echter af te raden, aangezien het de ontwikkeling van uw andere stukken ernstig beperkt en (door bijvoorbeeld hetzelfde stuk later terug te spelen) voor kostbaar zetverlies (tempoverlies) kan leiden. Veel beter is het om in de opening meerdere paarden en / of lopers te ontwikkelen, waarbij het - zeker tegen wat meer ervaren schakers - af te raden is om de
dame te snel in het spel te brengen. Sublieme aanvallen uitgezonderd, heeft ze er immers weinig baat bij haarzelf in een vol mijnenveld te positioneren.
De rokade
Als derde gouden regel geldt voor u als schaker de
rokade. De rokade is bij uitstek de zet om uw koning in veiligheid te brengen en, afhankelijk van de situatie, één van uw torens te activeren. Of u kort of lang rokeert, hangt van de situatie af, evenals het precieze tijdstip waarop u rokeert. Over het algemeen is het echter raadzaam niet te lang te wachten met een rokade, aangezien een koning die lang in het midden blijft staan voor gevaarlijke situaties kan zorgen. Zorg er in ieder geval voor dat u een rokade tijdig voorbereidt: als uw koning in het nauw komt en u kunt niet rokeren omdat er nog een
paard in de weg staat, had u er beter aan gedaan de tweede en derde gouden regel van de schaakopening tijdig uit te voeren!