Schaakregels, wat mogen de stukken?
Wie wil leren schaken, zal eerst moeten leren hoe de verschillende schaakstukken verzet mogen worden. Gelukkig is dat bij het schaakspel niet heel moeilijk. Alle regels zijn vaste regels en er zijn slechts twee uitzonderingen, die uiteraard ook behandeld zullen worden. Wanneer de schaakregels duidelijk zijn en u weet wat de stukken mogen doen, kunt u direct beginnen aan de eerste partij.
Schaakregels, wat mogen de stukken?
De pionnen
De pionnen staan op de tweede rij van het schaakbord in de beginopstelling. In deze situatie mogen de pionnen zowel één als twee velden vooruit gezet worden. Wanneer een pion eenmaal verzet is, mag deze nog maar één veld per beurt worden verzet. Een pion mag nooit achteruit worden verzet en een pion kan alleen diagonaal vooruit een stuk van de tegenstander slaan. Wanneer een witte pion op veld b3 staat bijvoorbeeld, kan deze dus alleen zwarte stukken slaan die op de velden a4 of c4 staan. Een pion kan niet over andere stukken heen verplaatst worden.
De torens
De torenzetten zijn een stuk simpeler om te onthouden. De torens mogen horizontaal en verticaal worden verplaatst, zowel voor- als achteruit. Ook deze mogen niet over andere stukken heen worden verplaatst.
De paarden
De paarden mogen wel over andere stukken reizen en zijn daarom belangrijke strategische onderdelen van het schaakspel. De paarden hebben een vreemde manier van bewegen; twee velden vooruit en één opzij, of één vooruit en twee opzij. Zij mogen ook achteruit verplaatst worden. Korter gesteld: één veld horizontaal en twee verticaal, of twee horizontaal en één verticaal. Vergelijk het met een L die zowel mag staan als liggen.
De dame
De dame mag de combinatie vormen tussen de loper en de toren. Dames mogen zowel horizontaal als verticaal als diagonaal verplaatst worden. Daarom wordt de dame door de meeste schakers het sterkste stuk op het schaakbord genoemd. De dame mag echter niet over andere stukken heen springen.
De koning
De koning is strategisch het meest zwakke stuk. Per zet mag dit schaakstuk maar één veld worden verplaatst, naar één van de aangrenzende velden. De koning kan evenwel niet verplaatst worden naar een veld dat gedekt is door de tegenstander. Jezelf schaak zetten is namelijk niet toegestaan.
De uitzonderingen
De twee grote uitzonderingen op de schaakregels zijn de rokade en het en passant slaan. De rokade is een verdedigingsmanoeuvre voor de koning die alleen gespeeld mag worden wanneer de koning nog niet is verzet, evenals de toren waarmee de rokade wordt uitgevoerd. Daarnaast mogen er geen stukken tussen de koning en toren in staan en mag de koning geen aangevallen valt kruisen. We redeneren verder vanuit het standpunt van de witspeler. Wanneer wit rokkeren gaat met de toren op a1, spreken we van een lange rokkade. De koning komt dan op veld c1 en de toren op d1. Het is belangrijk dat je eerst de koning verzet! Wit kan ook rokkeren op de korte kant met de toren op h1. In dat geval gaat eerst de koning naar g1 en daarna de toren naar f1. De rokkade is een verdedigde positie voor de koning die alleen effectief is wanneer je de stukken rond de koning ook kunt verdedigen.
Dan het en passant slaan. Wanneer je een pion op de vijfde rij hebt staan (bijvoorbeeld op a5) en zwart zet zijn pion vanaf de beginpositie twee zetten vooruit (in dit geval b7-b5), dan kan wit de pion en passant slaan. Wit verplaatst zijn pion in dit voorbeeld naar veld b6 en neemt de zwarte pion op b5 van het speelveld.