Fotografie: belichtingsdriehoek van de spiegelreflexcamera
Fotograferen met een spiegelreflexcamera is zeker niet makkelijk. Op deze camera's zitten vaak enorm veel knopjes en standen. Vaak zetten mensen hun spiegelreflex op automatisch, maar dit is natuurlijk hartstikke zonde. Leer nu om te gaan met de verschillende standen van je spiegelreflexcamera!
Spiegelreflexcamera
De spiegelreflexcamera
De naam van de camera zegt het al, er zit namelijk een spiegeltje in. Deze camera wordt ook vaak spiegelreflex of SLR genoemd. SLR staat voor Single Lens Reflex. De spiegel in deze camera zit in een hoek van ongeveer 45 graden. Het licht wordt dan door de spiegel naar boven gekaatst en komt daar terecht in een prisma, de zogenaamde pentaprisma. Hierdoor kun je precies zien wat er op je beeld komt.
Je ziet een zeer vereenvoudigd plaatje van een SLR met daarin de spiegel en de pentaprisma. De paarse lijnen stellen hier de lichtstralen voor, die eerst door de spiegel omhoog gekaatst worden en vervolgens door de pentaprisma richting het oog gaan. Op het moment dat de foto gemaakt wordt en de knop wordt ingedrukt, klapt de spiegel omhoog. Hierdoor wordt het licht niet meer naar boven weerkaatst, maar gaat het rechtdoor. Je kunt het geluid van de opklappende spiegel ook horen bij spiegelreflexcamera's. Dit geeft een zachte tik.
Belichtingsdriehoek
Belichtingsdriehoek
De belichtingsdriehoek is één van de belangrijkste dingen die je moet kennen voor het fotograferen met een spiegelreflex. In deze driehoek staan de drie opties van de spiegelreflexcamera waarmee je de hele foto kan regelen. Om een goede foto te maken, moet er een evenwicht zijn tussen deze drie opties. Om dit evenwicht te bereiken, moet je wel weten wat alle opties inhouden en hoe ze werken.
Diafragma
Het diafragma kun je zien als een regelbare opening met 'lamellen'. Met het diafragma kun je de scherptediepte instellen. Scherptediepte wil eigenlijk zeggen: wat wel en niet scherp is op de foto. Zo kun je bijvoorbeeld bij een portretfoto de hele achtergrond wazig maken en het onderwerp heel scherp. Het diafragma wordt op de camera ingesteld met de stand A of Av. Je kunt dan het diafragma-getal aanpassen. Deze reeks getallen is erg belangrijk om te weten.
1.0 | 1.4 | 2.0 | 2.8 | 4.0 | 5.6 | 8.0 | 11 | 16 | 22 |
Een groot aantal camera's gaat ook nog verder dan 22. De getallen zijn eigenlijk een logische reeks. Elke keer als je één getal overslaat, is dit het dubbele. Bijvoorbeeld: 1.0 wordt 2.0 en 1.4 wordt 2.8. Nu is het belangrijk om te weten dat de opening van het diafragma bij een klein getal
groot is. Dus hoe kleiner het getal, hoe groter de opening en hoe groter het getal, hoe kleiner de opening. Voor een kleine scherptediepte, dus een wazige achtergrond, gebruik je een klein getal. Als je een landschap fotografeert, wil je deze meestal helemaal scherp. Dan gebruik je dus een groot getal. Als de camera ingesteld is op A of Av, kun je zelf het diafragma en dus de scherptediepte instellen. De camera zoekt hier dan zelf een geschikte sluitertijd voor.
Het diafragma-getal wordt op de camera weergegeven met F[getal], bijvoorbeeld F5.6.
Sluitertijd
De sluitertijd is heel vereenvoudigd gezegd: de snelheid waarmee de foto gemaakt wordt. Met de sluitertijd kun je beweging in een foto regelen. Je kunt de beweging bevriezen of juist laten zien door het een beetje wazig te maken. Op de spiegelreflexcamera is dit de stand S of Tv. Je kunt hierbij dus zelf de sluitertijd regelen en de camera zoekt dan zelf een geschikt diafragma. Een snelle sluitertijd wil zeggen dat er minder licht op de camera valt en de beweging bevroren wordt. Een langzame sluitertijd, bijvoorbeeld 1/15e seconde, zorgt voor meer licht. In deze tijd kan het onderwerp een kleine afstand afleggen. Dit is dan ook te zien op de foto. Voor het fotograferen met de hand kun je als langzaamste sluitertijd het beste 1/30e aanhouden, omdat de beweging van de camera zelf ook meegenomen wordt in de sluitertijd. Een goede stille hand kan nog een redelijk scherpte onbewogen foto maken bij 1/30e.
ISO waarde
De ISO waarde is de ruis op de foto, of ook wel de korreligheid. Veel mensen zetten de ISO op automatisch of gaan het zelf aanpassen. Het beste is om de ISO op een aantal vaste waardes te houden. Als je de ISO toch op automatisch wilt zetten, dan kun je in de camera instellen wat de camera zelf als maximale ISO waarde mag kiezen. Stel dit altijd in op 800, hoger dan 800 ga je bijna nooit. Als er veel licht is, bijvoorbeeld overdag als de zon schijnt, stel je de ISO waarde in op 100 of 200. 's Avonds of met minder licht ga je voor 400 of eventueel 800. Hoger dan 800 is niet nodig en zul je dus weinig tot helemaal niet gebruiken.
Foto's maken op vakantie
Op vakantie wil je vaak snel bepaalde dingen vastleggen en niet eerst allerlei standen instellen. Hiervoor is er een handige stand op de camera, namelijk de P. Deze P staat voor Programma. Hier regelt de camera zelf de sluitertijd en het diafragma en hoef jij dus alleen maar op het knopje te drukken om de foto te maken. Zo mis je nooit iets leuks of belangrijks! Dit is een simpele stand waarbij je zelf niet hoeft na te denken over je diafragma, sluitertijd of de ISO waarde.