Spiegelreflexcamera: diafragma, sluitertijd en ISO
Je hebt een digitale spiegelreflexcamera (DSLR) aangeschaft, maar je hebt geen idee wat de sluitertijd, ISO-waarde of het f-getal inhouden? Geen probleem! Met de drie belangrijkste belichtingsinstellingen eenmaal onder de knie, hoef je niet langer in de automatische modus te fotograferen. Foto's maken in auto modus kan namelijk iedereen en bovendien benut je je camera op deze manier niet optimaal.
Inhoud
Afbeelding 1: Kleine scherptediepte door een ver geopend diafragma (een laag f-getal). /
Bron: Ljguitar, Flickr (CC BY-2.0)Diafragma en f-getal
Scherptediepte
Van alle instellingen op je spiegelreflexcamera is het
diafragma waarschijnlijk de meest eenvoudige om aan te passen voor creatieve foto's. Het diafragma is het onderdeel van de camera dat bepaalt hoeveel licht er doorgelaten wordt en vervolgens op de digitale sensor valt. Bovendien kun je hiermee beïnvloeden hoe groot de scherptediepte in je foto zal zijn. Dit is de afstand waarbinnen je een scherp beeld op de foto hebt. Door de opening van het diafragma te veranderen, kun je er dus voor zorgen dat bijvoorbeeld alleen het onderwerp scherp in beeld is met een mooie wazige achtergrond óf dat je foto overal goed scherp is.
Het f-getal
Het diafragma werkt in stappen en wordt aangegeven met het f-getal. Hoe hoger het f-getal, des te kleiner is het diafragma. Elke volledige stap omhoog in het f-getal, betekent een halvering in de hoeveelheid licht die er op de sensor valt. Daarnaast betekent een hoger f-getal een grotere scherptediepte dan een lager f-getal. In afbeelding 1 is duidelijk te zien dat door het kiezen van een laag f-getal een kleine scherptediepte bereikt wordt. Alleen het onderwerp staat (deels) scherp in beeld, de achtergrond is wazig.
Afbeelding 2: Door een lange sluitertijd ziet de waterval er mist-achtig uit. /
Bron: Darrenprice187, Flickr (CC BY-2.0)Sluitertijd
Net als met het diafragma kun je ook met de
sluitertijd van je spiegelreflexcamera de belichting beïnvloeden. Foto's worden namelijk gemaakt door licht voor een bepaalde (korte) periode op de sensor te laten vallen. Met de sluitertijd kun je instellen hoe lang dit precies is.
Ook de sluitertijd werkt in stappen en wordt ook weer aangegeven met een getal. Als we de sluitertijd bijvoorbeeld instellen op 1000, dan betekent dit dat de werkelijke sluitertijd 1/1000 seconde is. Wanneer je naar sluitertijden gaat van een seconde of langer, dan staat dit aangegeven met 1" of 5". De " achter het getal toont dan aan dat het om gehele seconden gaat. Hoe langer de sluitertijd, hoe meer licht er op de sensor terechtkomt en hoe 'lichter' je foto dus zal zijn.
Bewegingsonscherpte
Met de sluitertijd bepalen we echter niet alleen de belichting. Waar we met het diafragma de scherptediepte beïnvloeden, kunnen we met de sluitertijd bepalen hoeveel 'beweging' we in de foto terugzien. Een zeer lange sluitertijd neemt een lang moment op, waardoor je bewegende onderwerpen wazig op je foto zult krijgen. In afbeelding 2 is hiervan goed gebruikgemaakt: door een lange sluitertijd te kiezen, ziet het bewegende water er mist-achtig uit. Daarnaast is hier een klein diafragma (hoog f-getal) gebruikt, waardoor de hele scène scherp op de foto staat.
Wanneer je zonder statief fotografeert, is het van belang dat je de sluitertijd kort genoeg instelt om geen ongewenste bewegingsonscherpte te krijgen. Een veelgebruikte vuistregel is in dit geval dat de sluitertijd (in seconde) kleiner moet zijn dan 1 gedeeld door de brandpuntsafstand van het gebruikte objectief (in millimeter). Gebruik je bijvoorbeeld een objectief met een brandpuntsafstand van 50mm, dan moet de sluitertijd korter zijn dan 1/50 seconde. Je stelt de sluitertijd dan in op een waarde van 50 of hoger.
ISO-waarde
Naast de sluitertijd en het diafragma is er nog een instelling op de digitale spiegelreflexcamera, waarmee de belichting bepaald kan worden, namelijk de ISO-waarde. De ISO-waarde geeft de lichtgevoeligheid van de sensor aan. Hoe hoger de ISO-waarde, hoe gevoeliger de sensor is. Het 'nadeel' van een hoge ISO-waarde is dat er ook meer ruis in de foto te zien zal zijn; de foto zal er dan korreliger uit zien. In de meeste gevallen is het dus het beste om met een zo laag mogelijke ISO-waarde te fotograferen, omdat dit foto's van een hogere kwaliteit levert. Vaak laat de hoeveelheid licht die aanwezig is in de ruimte dit echter niet toe als je nog uit de hand wilt fotograferen (denk bijvoorbeeld aan fotograferen in een donkere kerk). Het kan echter ook zo zijn dat je om creatieve redenen juist wel graag een korrelige foto hebt. In dat geval stel je natuurlijk wel een hoge ISO-waarde in.
Ook de ISO-waarde kan in stappen ingesteld worden. Bij de meeste camera's is 100 de laagste waarde, maar er zijn camera's met een nog lagere minimumwaarde. Daarna loopt het op, telkens met een verdubbeling: 100, 200, 400, 800, etc. Dit kan oplopen tot zeer extreme waarden van 12.800 of zelfs meer. Deze zeer hoge ISO-waarden zul je in de praktijk alleen bij wijze van uitzondering gebruiken.
Samengevat
We hebben nu kort het diafragma (f-getal), de sluitertijd en de ISO-waarde bekeken. Er zijn uiteraard nog veel meer instellingen die je kunt doen op een digitale spiegelreflexcamera, maar dit zijn de belangrijkste drie waarmee je zelf aan de slag kunt. Het f-getal geeft aan hoe ver het diafragma open staat en bepaalt daarmee hoeveel licht er op de sensor valt en hoe groot de scherptediepte is. Met de sluitertijd kun je vervolgens instellen hoe lang dit licht op de sensor van de camera valt. Fotografeer je uit de hand, maar moet je een lange sluitertijd instellen omdat je anders een donkere foto krijgt? Dan heb je de mogelijkheid om de lichtgevoeligheid van de sensor te vergroten door de ISO-waarde te verhogen. Op deze manier kun je een kortere sluitertijd instellen.