Fotografie: Diafragma/Aperture - de basics
Het diafragma (in het Engels ‘aperture’ genoemd) is één van de belangrijkste instellingen van een spiegelreflexcamera en maakt, samen met de sluitertijd en ISO, deel uit van de zogenaamde belichtingsdriehoek. In dit hoofdstuk zul je leren wat een diafragma precies is en hoe je er gebruik van kunt maken bij het maken van foto’s.
Wat is het diafragma (aperture)?
Het diafragma van een camera is de opening waardoor het licht van de omgeving de sensor van de camera bereikt. Het diafragma van een spiegelreflexcamera bevindt zich altijd in de afneembare lens die men op de camera dient te plaatsen voordat er een foto genomen kan worden.
Door de diameter van de diafragmaopening te veranderen, kan de hoeveelheid licht die op de sensor van de camera valt, geregeld worden. De werking van dit principe is eenvoudig na te bootsen met één hand: iemand die de rechterwijsvinger op de rechterduim plaatst en er daarbij voor zorgt dat de ruimte tussen deze twee vingers de vorm van een cirkel heeft, heeft een simpel model gevormd van een grote diafragmaopening. Als men vervolgens de wijsvinger langs de binnenkant van de duim beweegt, wordt de opening tussen de vingers steeds kleiner. Dit gebeurt ook bij het diafragma: een kleiner diafragma betekent dat de lichtdoorlatende opening een kleinere diameter heeft, waardoor minder licht de sensor zal bereiken.
Scherptediepte (depth-of-field)
De hoeveelheid licht die door het diafragma wordt doorgelaten, beïnvloedt de scherptediepte (in het Engels ‘depth of field’ genoemd). Een grote scherptediepte, veroorzaakt door een klein diafragma, betekent dat elk voorwerp dat op een foto te zien is, scherp is, ongeacht de afstand tot de fotograaf. Een grote scherptediepte wordt vaak gebruikt bij landschapsfotografie, waar elk voorwerp duidelijk te onderscheiden moet zijn.
Door de wazige achtergrond, die het gevolg is van de kleine scherptediepte, valt de bloem meer op /
Bron: Cliff from Arlington, Wikimedia Commons (CC BY-2.0)Een kleine scherptediepte daarentegen, veroorzaakt door een groot diafragma, betekent dat slechts voorwerpen die zich op een bepaalde afstand van de fotograaf bevinden, scherp in beeld worden gebracht; alles wat zich hiervoor en -achter bevindt, zal op een foto wazig worden. Deze techniek wordt vaak gebruikt bij het fotograferen van bijvoorbeeld bloemen of insecten, waarbij één voorwerp (de bloem of het insect) belangrijker is dan de andere voorwerpen die in beeld worden gebracht.
Diafragmagetallen, f-getallen, f-stops, stops
Een fotograaf kan het diafragma stapsgewijs instellen. Elke stap wordt weergegeven door wat we in het Nederlands het ‘diafragmagetal’ of ‘f-getal’ noemen – de Engelse termen ‘f-stops’ of kortweg ‘stops’ zijn echter gebruikelijker.
Het f-getal wordt gevormd door de brandpuntsafstand van de lens (f) te delen door de diameter van het diafragma (D). In de afbeelding hiernaast zijn een aantal stops op een rij gezet, met daarnaast een grafische weergave van de betekenis van de stops voor het diafragma. Te zien is dat een groot diafragma (let op het breuktekentje in de stop!) veel licht door laat. Hoe kleiner het diafragma (en dus hoe kleiner de stop) hoe minder licht er wordt doorgelaten. Een overgang van een bepaalde stop naar een lagere stop, heeft een halvering van het doorgelaten licht tot gevolg vice versa; bij f/5.6 wordt dus tweemaal zoveel licht doorgelaten als bij f/8.
Samenhang diafragma met sluitertijd en ISO
Wanneer een fotograaf een klein diafragma gebruikt zonder hiervoor te compenseren, zal de foto onderbelicht worden; een klein diafragma zorgt er immers voor dat er weinig licht op de sensor valt. Om hiervoor te compenseren, kan de sluitertijd aangepast worden. Een langere sluitertijd zorgt ervoor dat er gedurende een langere periode licht op de sensor valt, wat compenseert voor de kleine opening van het diafragma. De stappen tussen verschillende f-stops en verschillende sluitertijden zijn even groot. Wanneer een fotograaf voor één f-stop lager kiest, zal hij dus zijn sluitertijd met één stap moeten verlengen om ervoor te zorgen dat er evenveel licht op de sensor valt als daarvoor het geval was.
Soms kan het echter zo zijn dat een fotograaf de sluitertijd niet wil verlengen, omdat hij bijvoorbeeld geen statief tot zijn beschikking heeft of omdat hij bewegende objecten stilstaand in beeld wil brengen. De fotograaf kan er dan voor kiezen zijn camera op een hogere ISO-waarde in te stellen. De ISO-waarde geeft de gevoeligheid van de sensor voor het inkomende licht aan. Een hogere ISO-waarde betekent dus dat de sensor gevoeliger is voor het licht dat binnenvalt en daardoor dus compenseert voor het kleine diafragma. Een verhoging van de ISO-waarde brengt echter zogenaamde ruis met zich mee, digitale foutjes die de foto onscherp doen laten lijken. De fotograaf zal bij het compenseren voor een klein diafragma dus altijd een goede afweging moeten maken tussen een langere sluitertijd of een hogere ISO-waarde.