Het kaartspel pesten: kaarten, regels en varianten
Het merendeel van de Nederlanders heeft wel eens een potje 'pesten' gespeeld. En nee, we hebben het hier niet over treiteren, maar over het welbekende kaartspel. Pesten kent als spel vele varianten en wordt niet zelden bij de buren alweer anders gespeeld. In dit artikel wordt een suggestie gedaan voor een makkelijk te spelen vorm van pesten, zonder een overvloed aan al te veel 'bijzondere' kaarten. Ook volgen de regels voor andere aardige, aanvullende varianten.
Wat heeft u nodig?
- Voor het kaartspel pesten heeft u minimaal één kaartspel van 52 kaarten nodig, plus jokers. Als u van een minder overzichtelijke vorm van pesten houdt, zijn meerdere kaartspelen (en jokers) ook een optie.
- Het spel pesten kan door minimaal 2 personen gespeeld worden. Er is geen maximum aantal deelnemers, de enige voorwaarde is dat het spel praktisch uitvoerbaar blijft.
Begin van het spel
- Aan het begin van het spel worden de kaarten geschud en krijgt iedere speler een gelijk aantal kaarten, doorgaans zeven.
- Het restant van de kaarten wordt met de beeldzijde naar onderen op tafel gelegd: dit is de trekstapel.
- De speler die mag beginnen, draait de bovenste kaart van de trekstapel om en legt deze op tafel. Op deze nieuw gevormde aflegstapel moet hij nu één van zijn kaarten spelen, die qua kleur (harten, schoppen, ruiten, klaver) of waarde (bijvoorbeeld vier-vier of vrouw-vrouw) gelijk is aan de zichtbare kaart.
- Vervolgens is de volgende speler aan de beurt.
Bijzondere kaarten: regels en varianten
De volgende kaarten hebben bij pesten een speciale eigenschap:
- De 2: de volgende speler dient 2 kaarten van de trekstapel te pakken. Als deze echter ook nog een 2 kan spelen, dient de speler daarna 4 kaarten te pakken en zo verder.
- De 7: mag altijd opgegooid worden. Deze regel is vooral interessant als u van snelle potjes houdt.
- Variant: de speler mag na de 7 nog één van zijn kaarten weggooien, indien van dezelfde waarde of kleur. Indien hij geen kaart kan spelen, dient hij een kaart van de trekstapel te pakken (deze mag eventueel in dezelfde beurt worden opgelegd)
- De 8: de volgende speler dient een beurt over te slaan.
- De boer: mag altijd opgegooid worden en bepaalt tevens de nieuwe kleur (bijvoorbeeld harten).
- De aas: keert de volgorde van de spelers om: de voorgaande speler is weer aan de beurt.
- De joker: zelfde regels als bij de 2, alleen gaat het nu om 5 kaarten pakken. Ook dit aantal kan verhoogd worden, als de tweede speler ook een joker weet te spelen.
- Variant: in sommige varianten van pesten mogen zowel de 2 als de joker elkaar verhogen, waardoor oppakaantallen van 7, 9 of zelfs 12 kunnen ontstaan.
Einde van het spel
- De speler die als eerste al zijn kaarten kwijt is, is de winnaar van het kaartspel.
- Variant: in sommige varianten van het kaartspel pesten mag een speler niet eindigen met een pestkaart. Deze regel kan de spanning en duur van het spel ten goede komen.