Dagobert Duck door de Amerikaanse tekenaar Carl Barks
Al heel snel verscheen de figuur van Dagobert Duck in de gepubliceerde Disney-verhalen van het weekblad Donald Duck. Al in nummer 6 van 29 november 1952 maakt Nederland voor het eerst kennis met de rijkste eend ter wereld. Het verhaal wordt dan nog titelloos gepresenteerd. Het betreft A financial Fable, (De geldcycloon), die de 'good artist' Carl Barks (1901-2000) in hetzelfde jaar heeft getekend. Barks is de bedenker van Dagobert Duck en heeft hem in talloze verhalen als karakter gebruikt. Het heeft geleid tot een enorme populariteit van Dagobert Duck en er is zelfs een nieuw woord in het Nederlands ontstaan, namelijk de Dagobert Ducktaks. Een zwaardere belasting voor de allerrijksten. Tussen 1944 en 1966 schreef en tekende Barks honderden Donald Duck verhalen waarin oom Dagobert een steeds grotere rol kreeg. Deze verhalen werden echter in Nederland niet chronologisch gepubliceerd. Hoe ziet de ontwikkeling van Dagobert Duck in de verhalen van Carl Barks er eigenlijk uit?
Kerstvakantie op de Berenberg
In het verhaal
Kerstvakantie op de Berenberg uit 1947 maakt Dagobert Duck zijn eerste opwachting in het leven van de familie Duck, dat wil zeggen van oom Donald en zijn neefjes Kwik, Kwek en Kwak. Hij is rijk, maar dat hij de rijkste eend van de wereld zou zijn, daar wordt niet over gesproken. Oom Dagobert is een sarcastische, boos kijkende eend die ongelooflijk gierig is. In de Verenigde Staten heet hij Scrooge McDuck, een verwijzing naar de oude gierigaard Ebenezer Scrooge uit het Charles Dickens' verhaal
A Christmas Carol (1843). Door de jaren heen zal zijn gierigheid alleen maar toenemen. Een verdwenen stuiver wordt door Dagobert Duck als een enorme ramp ervaren.
Het geheim van het oude kasteel
In
Het geheim van het oude kasteel (1948) ervaren we dat oom Dagobert één van de laatste leden is van de McDuck-clan en van Schotse afkomst is. In dit verhaal is echter nog steeds niet dé Dagobert Duck aanwezig zoals de lezers hem tegenwoordig kennen. Nog steeds geen geldpakhuis te bekennen en over een geluksdubbeltje wordt niet gesproken. Ook is oom Dagobert nog steeds zonder een zwarte cylinderhoed en zonder slobkousen getekend. Dit laatste kledingstuk speelt een belangrijke rol in het verhaal
Race naar de Zuidzee uit 1949. Hierin strijden Guus Geluk en Donald Duck, beide familie van Dagobert Duck, om de gunst (lees erfenis) van hun rijke oom. Donald Duck verklaart: "De broer van mijn moeder is mijn oom en dat is Dagobert Duck". Guus Geluk sputtert tegen: "Dagobert Duck is de zwager van mijn moeders broer, dus ben ik ook familie van hem!". De vete wordt in het voordeel van Donald beslecht. Guus Geluk heeft dus niet altijd het geluk aan zijn kant.
Fysieke relatie met geld
Dat Dagobert Duck een behoorlijke afwijking heeft wat zijn fysieke relatie met geld betreft, blijkt voor het eerst in het verhaal
De Geldcycloon uit 1951, waarin al het munt- en papiergeld in een gigantische schuur met open dak opgeborgen is. En als dit al niet voldoende is om rechtstreeks met een ambulance naar de dichtstbijzijnde psychiatrische inrichting gebracht te worden, blijkt ook nog eens dat oom Dagobert het grootste plezier beleeft aan het zwemmen in deze geldmassa. Dagobert Duck: 'Er is niets heerlijker dan erin rond te zwemmen als een dolfijn. En er in te graven als een mol en 't in de lucht te gooien, zodat het op mijn kop klettert!'. Donald's reactie hierop is kort maar zeer treffend: 'Walgelijk'.
Het bevroren geldpakhuis
De plattelandsschuur volgestopt met geld is een voorbode van wat Dagobert zo karakteriseert: zijn geldpakhuis. In
Het bevroren geldpakhuis (1951) zien we voor de eerste keer het reusachtige gebouw -dat veel lijkt op een enorm mega vergrote kluis- op een heuvel in Duckstad staan. Dat zo'n berg geld boeven aantrekt is onvermijdelijk. Al eerder, in
Oom Dagobert's kanon (1951), waren de prototypes van de Zware Jongens gesignaleerd. Grote hondachtig uitziende schurken die het telkens weer voorzien hebben op het geld van 'de oude eend'. In heel wat verhalen wordt oom Dagobert belaagd door deze criminelen.
Een meer vol misère
In talloze verhalen zien we de rijkdom van Dagobert Duck of horen we erover. In
Een meer vol misère (1952) wordt vermeld dat Dagobert in het jaar 1882 in de Amerikaanse staat Montana als cowboy werkte, maar ondertussen uitkeek naar een geschikt stuk land. Uitgelachen en bespot door zijn collega-cowboys gaat Dagobert zijn eigen weg en vindt koper. Echt rijk wordt hij pas tijdens de goldrush van 1898 in de Klondike, een gebied met ongerepte natuur en barre weersomstandigheden. Hier zoekt en vindt hij goud. Vanaf dat moment is het bezit van Dagobert Duck exponentieel gegroeid. Oliebronnen, graanvelden, cafetaria's, banken, vee, hotels, theeplantages, kolenmijnen, zalm inblikkerijen, pindakarretjes et cetera et cetera et cetera. Al dit bezit brengt de superkapitalist Dagobert zoveel rijkdom dat zijn geldkluizen overvol zijn. Dat deze rijkdom bij een aantal andere rijke personen soms wrevel opwekt, blijkt o.a. uit het verhaal
De kluwen van hebzucht (1956), waarin de Zuid-Afrikaanse eend Govert Goudglans een wedstrijd met Dagobert aangaat om te kunnen bepalen wie van de twee het zuinigst is. Natuurlijk wint oom Dagobert.
Geluksdubbeltje
In
De magische munten (1961) krijgt Dagobert Duck er naast de Zware Jongens nog een aartsvijand bij en wel in de gedaante van de heks Zwarte Magica. Ook wordt in dit verhaal het eerste dubbeltje dat oom Dagobert heeft verdiend vermeld. Dit speciale dubbeltje duidt hij aan als zijn geluksdubbeltje. Zonder dit muntje zou Dagobert één van de armste eenden van de wereld worden. Menig maal zit de boze heks Zwarte Magica achter dit muntstukje aan. Het bezit namelijk magische krachten waarmee zij een nog machtiger heks kan worden. Soms wordt zij in haar boze plannen geholpen door de Zware Jongens. Ondanks de zwarte magie van Zwarte Magica en de berovingspogingen van de Zware Jongens is het Dagobert tot op heden gelukt om zijn geldbezit te behouden. Hij is en blijft de rijkste eend van de wereld en zwemt tevreden rond in zijn bankbiljetten en muntgeld, waarvan hij overigens nooit genoeg kan krijgen.
Integraal uitgegeven
Ook nadat Carl Barks met het tekenen van Donald Duck-verhalen is gestopt blijft Dagobert Duck tot op de dag van vandaag opduiken in de stripverhalen. Echter is men over het algemeen van mening dat Barks de beste Duck-verhalen heeft bedacht en getekend. Zijn verhalen zijn terug te lezen in de 135 albums van de reeks
De beste verhalen van Donald Duck en de eerste dertig delen van
Oom Dagobert, avonturen van een steenrijke eend. Als je de verhalen in chronologische volgorde wilt lezen is de integrale uitgave van De Geïllustreerde Pers (in samenwerking met stripwinkel Professor Ich) een aanbeveling. Het betreft hierbij de zeventiendelige reeks
Donald Duck. Alle klassieke verhalen uit 1992. Het gaat hierbij om een zwart-wit uitgave.
Bijlage
Op
www.inducks.org zijn de publicaties van alle vermelde verhalen op te zoeken. Dit kan o.a. aan de hand van de titels en/of verhaalcode. In dit artikel 'Dagobert Duck door Carl Barks' zijn de volgende verhalen aangehaald:
- Kerstvakantie op de Berenberg (1947); Christmas on Bear Mountain (W OS 178-02)
- Het geheim van het oude kasteel (1948); The Old Castle's Secret (W OS 189-02)
- Race naar de Zuidzee (1949); Race to the South Seas (W MOC 41-01)
- De geldcycloon (1951); A Financial Fable (W WDC 126-02)
- Oom Dagobert's kanon (1951); Terror of the Beagle Boys (W WDC 134-02)
- Het bevroren geldpakhuis (1951); The Big Bin on Killmotor Hill (W WDC 135-02)
- Een meer vol misère (1952); Only a Poor Old Man (W OS 386-02)
- De kluwen van hebzucht (1956); The Second-Richest Duck (W US 15-02)
- De magische munten (1961); The Midas Touch (W US 36-01)