Wenskaarten: verschillende methodes om kaarten te maken
Wenskaarten kan je kopen, maar je kan ze ook zelf maken. Het voordeel van wenskaarten zelf maken, is dat je er op kan zetten wat je zelf wil en dat je ze kan aanpassen aan de persoon waarvoor ze bestemd zijn. Je kan de kleuren zelf kiezen, er zelf een passende spreuk opzetten of nog de naam van de persoon in kwestie vermelden. Om een wenskaart te maken zijn er verschillende technieken. Een overzicht van vijf veel gebruikte technieken: embossen, stempelen, borduren, ponsen en de 3D techniek. Natuurlijk kan je de vijf technieken ook onderling met elkaar combineren, zodanig dat je nog meer creatieve mogelijkheden krijgt.
Zelf wenskaarten maken: een therapeutische en creatieve bezigheid
Therapeutisch
Zelf wenskaarten maken kan therapeutisch werken. Je zit alleen of in groep en je concentreert je op het maken van het kaartje. Hierbij vergeet je vaak je miserie en wat er rond je gebeurt. Veel zieke mensen hebben veel baat bij het maken van kaarten. Vaak kan je ze dan ook nog weggeven aan een goed doel wat je ook nog eens een goed gevoel geeft.
Creatief
Wenskaarten kan je met heel wat verschillende technieken maken. Denk maar aan embossen, stempelen, ponsen, borduren en de 3D techniek. Door de verschillende technieken te combineren, krijg je nog meer mogelijkheden. Bij het maken van wenskaarten kan je modellen volgen, maar je kan ook je eigen fantasie gebruiken en zelf iets verzinnen. Daarom is het kaart maken een creatieve hobby waarin je jezelf kan uitleven met verschillende soorten papier en verschillende materialen.
Embossen
Embossen is het uitstulpen van bepaalde tekeningen door te wrijven. Om te embossen heb je vier dingen nodig: een mal en een embossingpen, stevig papier en een lichtbak.
Mal
De mal kan een messing plaatje zijn dat kant en klaar te koop is in de winkel, maar je kan ze ook gewoon zelf maken door bepaalde figuren uit te snijden uit karton of stevig plastiek. Ook het restpapier van uitgeponste figuren kan dienen als mal voor het maken van kleine geëmboste figuren. De mal kan je het beste vastmaken met niet -permanente tape.
Embossingpen
In plaats van een embossingpen kan je bijvoorbeeld ook een lege balpen gebruiken, en met de punt door de gaatjes wrijven, maar de echte embossingpen is natuurlijk beter omdat je een dikke en een dunne bol aan de pen hebt. Gebruik de dikke bol voor grote oppervlakten en de dunne voor de kleine details. Om je embossingpen beter over het papier te laten schuiven, kan je het bolletje even over een waxinelichtje of een stukje zeepje wrijven. Ook even door je haar wrijven kan helpen want het vet van je hoofdhuid laat de pen ook beter schuiven. Als je grote oppervlakten moet embossen is het voldoende om langs de rand van uw figuur te gaan. De hele figuur gaat aan de andere kant bol staan.
Papier
Om te embossen kan je best stevig papier nemen. Als het te dun is, wrijf je er gewoon een gat in. Qua kleur is licht papier het gemakkelijkste, omdat je er dan goed doorheen kan zien. Met donker papier is het ook mogelijk, maar dit is veel moeilijker.
Lichtbak
De lichtbak dient om door het papier te schijnen, zodanig dat je mooi de contouren van de mal kan zien en weet waar je moet wrijven met de pen. Heb je geen lichtbak, dan kan je hetzelfde effect bekomen door 's avonds als het donker is het geheel tegen het raam te kleven. Door het licht van buiten kan je ook mooi door het papier heen kijken.
Inkleuren en uitsnijden
De randen van de geëmboste figuur kan je daarna inkleuren door het papier om te draaien, de mal terug op de tekening te leggen en de randen in te kleuren met potloden of met chalks (krijtjes). Je kan de geëmboste figuren ook in zijn geheel uitsnijden en op een andere kleur van papier kleven of je kan bepaalde delen van een geëmboste tekening uitsnijden met een cutter en achter de uitgesneden delen weer een andere kleur papier kleven. Of je kan de geëmboste figuur versieren met 3D tekeningen. Even een concreet voorbeeld: bij een geëmbost huisje bv. kan je de raampjes uitsnijden, lantaarntjes naast de deur hangen, bloemetjes voor de ramen zetten, etc. Naargelang het seizoen kan je je huisje anders aankleden en krijg je een heel andere kaart. Kerstkransen en sneeuwmannen voor Kerstmis, kale bomen en een fiets voor de herfst en mooie, volle bomen voor lente of zomer.
Machinaal embossen
Houd je niet van dit omslachtig gedoe, dan kan je je ook een machine aanschaffen. Een CuttleBug bijvoorbeeld. Je schuift dan je plaatje samen met het papier door de machine en je geëmboste tekening komt er kant en klaar uit. Nadeel is dat sommige platen te groot zijn voor je machine, dat je het zelf niet in de hand hebt, dat de tekening niet altijd homogeen geëmbost is.
3D techniek
De 3D techniek bestaat er uit om een tekening op te bouwen uit verschillende lagen. Hierbij laat je telkens andere delen van de tekening weg. Zo krijg je meer diepte in je prentje. Voor deze techniek heb je nodig: 3D prentjes, een speciaal schaartje (klein en wendbaar), lijm, dubbelzijdige plakband, fotolijm of foamtape en papier.
Werkwijze
Knip je basisfiguurtje volledig uit. Kleef dat op je kaart. Knip daarna de andere deeltjes uit en kleef ze op met dubbelzijdige plakband of foamtape. Om je papier nog meer reliëf te geven kan je het ook nog opbollen. Dit betekent dat je met een embossingpen wrijft aan de achterzijde van de tekening op een zachte ondergrond. Daardoor gaat je tekening aan de goede zijde bol staan. Je kan de tekening dan eventueel ook op kleven met fotolijm. De tekening kan je daarna verder afwerken met glitters. Tegenwoordig heb je ook al blaadjes waar je de tekeningen niet meer moet uitsnijden, maar waar je ze gewoon maar moet uitduwen. Handig voor mensen met bv. reumaproblemen of zichtproblemen.
Combineren
Je kan deze techniek combineren met het embossen of borduren van bv. de randen.
Stempelen
Stempelen kent iedereen wel van zijn kindertijd! Je stempelt een figuurtje op papier en kleurt het daarna in aan de hand van kleurpotloden, glazerollers, aquarelpotloden, chalks, etc. Voor deze techniek heb je dus papier, schaar, lijm,
stempels en allerhande potloden nodig.
Soorten stempels
De traditionele stempels zijn op een houten ondergrond gekleefd, maar nu zie je meer en meer de transparante stempels of clear stamps. Hier staan er verschillende stempelfiguren op een plastic. Je haalt de gewenste stempel van het plastic, kleeft hem op een plastiek blokje (verkrijgbaar in verschillende maten), stempelt hem, haalt hem weer van het blokje, reinigt hem en kleeft hem terug op het plastic bij de anderen. Handig en neemt veel minder plaats in om te stockeren.
Stempels reinigen
Voor het reinigen van de stempels kan je vochtige doekjes gebruiken of een zeep met niet al te veel detergent in, want anders kleven je stempels na een tijdje niet meer of laten je traditionele stempels los van hun houten ondergrond. Eens het figuurtje gestempeld, kan je het inkleuren, uitknippen, ... Daarna kan je het kaartje verder versieren met borduursel, ponsen of embossing. Alle technieken zijn ook hier onderling combineerbaar.
Borduren
Ook dat is een klassieker die naar de kaartenwereld is overgebracht. In plaats van op stof borduur je op papier. Hier heb je borduurmallen of -voorbeelden nodig, garen, een naald, een prikpen en een matje.
Borduurmal
Een borduurmal is weer een messingplaatje met voorgeprikte gaatjes. Je gaat dan met de prikpen in de gaatjes en brengt zo de figuur over op het papier. Gebruik hier wel een matje voor, anders heb je overal gaatjes in. Je kan de mal ook hier weer best vastmaken met niet-permanente tape, dat voorkomt dat de mal gaat schuiven en dat je tekening mislukt. Vele borduurmallen zijn nu gecombineerd met embossingmallen, zodanig dat je met één mal verschillende technieken kan toepassen, hetzij op één kaart, hetzij op verschillende kaarten. Dat scheelt in aankoopprijs!
Op papier
De borduurvoorbeelden vind je in bepaalde magazines of op het internet. Hierbij leg je gewoon het papieren model papier op je te prikken (gekleurd) papier en prik je gewoon de tekening na. Hier ook: matje gebruiken! Hoe fijner de prikpen, hoe fijner de gaatjes. Gebruik je een prikpen of een naald die te dik is, dan krijg je geen mooi effect.
Borduren
Eens je de te borduren figuur hebt, ga je door de gaatjes met garen. De meest gebruikte techniek is dat je van gaatje 1 naar 4 gaat, van 2 naar 5 enz. De draad gaat dan een draaiende beweging maken wat veel mooier is dan wanneer je gewoon rechttoe rechtaan zou naaien. Hier bestaan ook verschillende figuren, kruisjessteek, sterretjes naaien, hartjes, etc. De beschrijving staat steeds duidelijk bij het voorbeeld.
Garen
Qua garen is er ook heel wat keuze. Er is het bekende DMC-garen, maar ook speciaal effen borduurgaren of metallic garen. Is het garen te dik, dan kan je het uit elkaar halen en slechts één of twee draden gebruiken.
Ponsen
De pons
Om te
ponsen heb je een ponsje nodig. Wat is een ponsje? Een klein, of soms groot, toestelletje waarmee je een figuurtje uit het papier drukt. Het systeem is ongeveer hetzelfde als bij een perforator, alleen kunnen de figuurtjes hondjes zijn, of bladeren, of kerstbomen, en ga zo maar door. De keuze is quasi onbeperkt en ieder jaar komen er nieuwe ponsjes uit. Omdat bij veelvuldig ponsen dikwijls de duim pijn gaat doen, bestaan er nu ook toestelletjes waar je het ponsje in steekt en daarna op een soort arm drukt. Dat verlicht het werk, vooral als je veel figuurtjes wilt uitponsen! En zoals hierboven reeds vermeld, kan je het papier van de uit geponste figuren daarna gebruiken om te embossen.
Taferelen
Eens de figuurtjes uit geponst, kan je er een tafereeltje mee maken, of een rand, of een geometrisch figuur. Er bestaat ook een combipons. Hiermee ponst men dezelfde figuur, bv. een bloem, uit in verschillende maten en verschillende kleuren papier. Daarna kan je ze op elkaar kleven, wat een mooi effect geeft.