Theatersport sfeermaker voor kinderen en volwassenen
Theatersport prikkelt zowel kinderen als volwassenen. Op tv lijkt het bedrieglijk simpel. Snel reageren is essentieel maar gaat niet vanzelf. Dat vraagt oefening. Maar het is erg leuk om te doen. Donkere winterdagen, en druilerige herfstdagen verdrijf je moeiteloos. Kinderen leren zich uiten, volwassenen leren zich inleven en allebei leren ze razendsnel reageren, improviseren en associëren. Kinderfeestjes hoeven geen hoofdbrekens of veel geld meer te kosten. Want theatersport is de sfeermaker bij uitstek en je hebt er maar weinig middelen voor nodig.
Kinderen
Je hersens maken overuren. Heb je veel bagage en oefening, dan kun je welhaast automatisch reageren en gaat het des te vlotter. Hang niet de clown uit om het publiek te veroveren! Hoe droger het spel hoe grappiger het effect. Je goed kunnen inleven in de emoties van anderen is echter voor kinderen nog een stap te ver. Gelukkig is er ook voor muurbloempjes nog veel plezier te beleven. Er zijn talloze leuke uitdagende spellen waarmee feestjes van pret verzekerd zijn.
Sfeermaker
Theatersport kan sfeer maken en
feestjes en andere happenings en bijeenkomsten verlevendigen. Maar pas op: hebben volwassenen er al moeite mee het spel serieus te spelen, voor kinderen is dat helemaal moeilijk en tamelijk onbegrijpelijk. Terwijl gegiechel de kracht van theatersport teniet doet. Probeer je dus in te houden. De onderste spelvormen zijn voor kinderen iets te moeilijk. Meer dan af en toe wat eenvoudige hulpmiddelen zijn niet nodig. Stoelen aan de kant, het spel kan beginnen!
Theatersport
Staan zitten knielen liggen
In deze scène zijn er
vier spelers waarvan er steeds één staat, één zit, één knielt en één ligt. Wanneer een speler van houding wil veranderen, zeg: van liggend naar staand, moet de staande speler een andere positie aannemen, enzoverder. Hoe logischer de positiewisselingen, hoe beter het spel. Daarbij blijft het niet! De spelers moeten aannemelijk maken waarom ze van positie veranderen.
Spreken met eén stem
Alle spelers staan zo dicht mogelijk op een kluitje. De
groep antwoordt als één persoon op de vragen van de
interviewer. Iedereen begint dus op hetzelfde moment met het formuleren van een antwoord. Daarbij is het zaak dat je intussen goed luistert naar wat de anderen proberen te zeggen. Zo zoek je samen naar één gezamenlijk antwoord. Begin met heel eenvoudige zinnen en herhaal de vraag van de interviewer, dat geeft je tijd om na te denken. De interviewer kan bijvoorbeeld vragen:
Hoe is uw naam? De groep:
Mijn naam is....
Bij onduidelijke antwoorden kan de interviewer roepen:
Wat? En proberen de spelers het opnieuw. Belangrijk is dat niemand zijn antwoord probeert door te drukken door extra hard te roepen. Geef iedereen een faire kans!
Dierenkoor
De spelers stellen zich
paarsgewijs op als een koor. Ieder paar krijgt een dier als suggestie en maakt daar het passende geluid bij. Kies een liedje dat iedereen kent. De dirigent geeft aan welk paar/dier zingt. De tekst wordt dus vervangen door de geluiden van het betreffende dier. Probeer uit welke dierengeluiden zich goed laten zingen en welke niet. Rek de geluiden uit, zing ze juist heel kort, hoog en/of afwisselend laag. Dramatiseer. Speel ermee! Let goed op de dirigent.
Armen door
Speler
A staat achter speler
B en steekt zijn armen onder diens armen door. B houdt zijn armen op zijn rug en krijgt een jas over zijn schouders waaronder A schuil gaat. Zo vormen zij één persoon waarbij B praat en A zijn armen beweegt. Speler
C neemt deze expert een interview af.
A en B moeten dus
nauw samenwerken en op elkaar reageren om de vragen van de interviewer goed te beantwoorden. Het handigs is het als B zich in zijn antwoorden laat inspireren op wat 'zijn' handen doen. C moet de expert vooral prikkelen diens woorden met handen kracht bij te zetten, door hem bijvoorbeeld te vragen te demonstreren hoe zoiets (zijn werk als loodgieter, automonteur, koffiejuffrouw, laborant, chirurg, etc.) in zijn werk gaat.
Dialoogjes
De vloer ligt bezaaid met
briefjes of ze zitten in een doos of hoed binnen handbereik. Op elk briefje staat een zin.
Twee spelers spelen een scene op grond van die zin. De zin wordt meteen hardop voorgelezen en vlot verwerkt in het stukje. Daarna kan een nieuw briefje gepakt worden en de zin die daarop staat wordt in het spel opgenomen, als een logisch vervolg of met een verrassende wending. De spelers letten op elkaar en spelen vlug op elkaar in zodat het spel een 'natuurlijk' verloop kent, zonder haperingen.
Doventolk
Spelers A en B houden een interview over een onderwerp vanuit het publiek. Speler C staat vooraan aan de zijkant van het podium en vertaalt dit voor dove en slechthorende toeschouwers. Voor alle spelers geldt: probeer vooral niet leuk te zijn en maak er
geen grappig gesprek van. Hoe droger het gesprek hoe sterker het effect. Praat
concreet, niet abstract, zodat C het kan uitbeelden. Geef voorbeelden en beschrijf situaties. De tolk is ook een mens en hoeft dus geen puur mechanische vertaling te geven. C kan zijn eigen stempel drukken door zijn emoties duidelijk uit te venten: peuter in je neus, krab achter je oren, trek een vies gezicht, gooi je handen in de lucht om te benadrukken hoe ernstig de situatie was. En vergeet niet alle spelers aan het publiek voor te stellen, dus C zowel als A en B.
De expert
Drie spelers zitten naast elkaar en zijn gezamenlijk
één persoon; De expert. Een interviewer stelt vragen over een door het publiek aangedragen onderwerp. De expert geeft daar
woord voor woord antwoord op. Om verwarring te voorkomen doen de spelers dat in vaste volgorde. Een goede interviewer accepteert alle antwoorden; de expert weet het immers beter. Maar als iets erg gecompliceerd is kan hij wel om verduidelijking vragen, zodat zijn publiek het ook snapt.
De lifter
Vier stoelen vormen een auto. Spelers A en B zitten in de auto, A is chauffeur, B zit achterin. Speler C staat aan de kant te liften en toont hierbij duidelijk zijn
emotie (angstig, bedroefd, blij, eenzaam, extatisch, melancholiek, paniekerig, verward). Zodra C in de auto stapt beïnvloed zijn/haar emotie de sfeer. Vooral doordat A en B in een heel andere emotie verkeren. Zodra het C gelukt is de stemming in de auto naar zijn hand te zetten, stap hij uit. Dan wordt een nieuwe lifter opgepikt in een heel andere bui.
Diashow
Speler A houdt een referaat over een onderwerp of een lezing over een vakantie/reis. Drie andere spelers zetten de bijbehorende dia's neer in een stilstaand beeld. Dit beeld wordt door A van commentaar voorzien. Vervolgens geeft A aan wanneer de volgende dia aan de beurt is en de spelers vormen het volgende
tableau vivant.
Associëren
A laat zich leiden door wat op de dia's te zien is, zijn verhaal sluit daarop aan. De spelers hebben geen tijd om na te denken; zodra A roept: volgende dia!, nemen ze nieuwe posities in. A geeft ze daarvoor wel wat tijd door langzaam
1, 2, klik te roepen. '
Klik' is het moment waarop de spelers acuut in hun houding moeten bevriezen. Vaak is de onverwachte houding waarin je belandt interessanter dan wat je bedacht had. Als je met licht werkt is het ook het moment waarop het licht weer aan kan. Al associërend op wat hij ziet bouwt A zijn verhaal uit de opeenvolgende scenes op. Bovendien kan A gebruik maken van wat bij een echte diashow nogal eens misgaat: een dia op zijn kop of kant. Een dia die er niet tussen hoort of een verkeerde volgorde. Een dia die hapert, dia's die te snel doorlopen, een dia die onscherp is, enzovoorts.