recensieRecensie: Tomas Lieske, 'De vrolijke verrijzenis van Arago'
In februari 2018 verscheen de roman 'De vrolijke verrijzenis van Arago' van Tomas Lieske, een zeer productieve schrijver die zowel poëzie als proza schrijft en wiens roman 'Franklin' in 2000 de Libris Literatuurprijs en de Inktaap won. 'De vrolijke verrijzenis van Arago' is een triomf van de literaire fantasie waarin diverse parallelle verhaallijnen moeiteloos worden verweven met de grote natuurkundige ontdekkingen van de twintigste eeuw.
Boekgegevens
- Auteur: Tomas Lieske
- Titel: De vrolijke verrijzenis van Arago
- Uitgeverij: Querido
- Jaar van verschijning: 2018
- ISBN: 978-90-214-0897-2
Het begin van het verhaal is zeer prozaïsch. In 1999 rijdt de 15-jarige Joys met haar ouders - een kleine crimineel en een voormalig model - door de Dolomieten na een bezoek aan Triëst waar iets is misgelopen met een schimmige deal die haar vader dacht te sluiten. Als er plotseling een vos voor de auto opduikt, kan haar vader die niet meer ontwijken en de auto maakt een lelijke schuiver tot vlak bij de afgrond. Joys wordt naar buiten geslingerd en blijft in de berm liggen, haar zwaar gewonde ouders storten met de auto naar beneden en komen om.
Hechte band
Maar dan gebeurt er iets magisch. Als Joys haar ogen opslaat, ziet ze dat de aangereden en zwaar gehavende vos langzaam overeind krabbelt alsof er niets gebeurd is. Als hij dat kan, kan ik het ook, denkt het meisje, en ook zij komt moeizaam overeind. Samen gaan de twee op pad, en al spoedig leren ze om in het wild te overleven. Het is het begin van een steeds hechter wordende band tussen de jonge vrouw en de vos.
De lezer was al voorbereid op ongewone gebeurtenissen door de korte proloog die aan de beschrijving van het auto-ongeluk voorafgaat. Hierin treffen we de natuurkundigen Paul Ehrenfest en Niels Bohr in 1924 in een chic Oostenrijks hotel. In hun gesprekken gaat het over de mogelijke interpretaties van de nieuwe kwantumtheorie, over parallelle werelden en de uiterste grenzen van de natuurwetten waar het onmogelijke denkbaar wordt.
Parallelle meisjes
Ondertussen wordt de zwaargewonde Joys door twee Oostenrijkse boeren gevonden en naar een ziekenhuis gebracht. Zo zijn er dus opeens twee parallelle meisjes: de Joys die in coma in het ziekenhuis ligt en het (aanvankelijk nog naamloze) meisje dat met de vos door de wildernis trekt. Ineens wordt ook begrijpelijk waarom ze haar naam niet spelt als 'Joyce', zoals het oorspronkelijk door haar ouders was bedoeld, maar als 'Joys', wat op een meervoudsvorm lijkt. Ook zien we het meisje in de loop van het boek een paar maal halsbrekende toeren uithalen als koorddanseres, waarmee ze op weer een andere manier iets volbrengt wat op de rand van het mogelijke en het onmogelijke balanceert.
Het wordt allemaal nog fantastischer als het wildernismeisje, dat inmiddels door een vrouw als dochter is aangenomen en de naam Lise heeft gekregen, verzeild raakt in het Leidse huis van professor Ehrenfest, de natuurkundige die al in de proloog figureerde. In dat huis liepen in de jaren twintig Einstein, Bohr, De Sitter en andere wetenschappelijke beroemdheden uit die dagen de deur plat.
Niets ondenkbaar
Zo worden alle verhaallijnen uiteindelijk soepel met elkaar verweven. Het knappe is dat Lieske daarbij door zijn toegankelijke, helder-poëtische stijl de meest fantastische wendingen, hoe mogelijk of onmogelijk ook, volkomen logisch voor weet te stellen zodat je alles als lezer onmiddellijk voor waar aanneemt. De adembenemende implicaties van de gedachte-experimenten uit de moderne natuurkunde lopen naadloos over in de bizarre spelingen van het noodlot in het leven van het 'parallelle meisje' Lise. Uiteindelijk is, zowel in de natuurkunde als in de fantasie van de verhalenverteller, niets ondenkbaar.
Zo laat Lieske overtuigend zien wat de kracht van de fantasie en de taal is: dat we ons een gelukkig alternatief leven kunnen denken als de realiteit te saai of te grimmig is om geluk uit te putten. En dat er geen grenzen zijn aan de schoonheid van 'het ene leven dat wij hebben', zoals de flaptekst het formuleert.
Pleidooi voor de taal
Bij monde van de wis- en natuurkundige Willem de Sitter geeft Lieske de lezer ook nog een hartstochtelijk pleidooi voor het koesteren van onze moedertaal mee: 'Nederlands is de taal van de plassen en de polder. Die mag je nooit laten verdringen door hakkelend Duits of door een soort Engels. (...) Ik vind dat je zo'n groot goed in ere moet houden en niet moet verkwanselen.'