Een kaartspel: Stressen
Het kaarspel ‘stressen’ is een geweldig spel om met z’n tweeën te spelen. Het laat je hersenen hard werken en test je snelheid en concentratievermogen! Hier een korte uitleg.
Wat heeft u nodig?
- Een set met kaarten van 52 speelkaarten, de jokers worden er uitgehaald.
- Een recht oppervlak waar de kaarten kunnen worden neergelegd.
- Snelheid en concentratievermogen
- Maximaal twee personen
De voorbereiding
Om te beginnen nemen beide spelers tegen over elkaar plaats. De kaarten worden gelijk verdeelt onder de spelers, waarbij de jokers dus niet mee spelen. Neem een gepaste afstand van elkaar en zorg dat er in het midden een speelveld overblijft. Elke speler legt aan de rechter kant van het speelveld (het rechte oppervlak) één kaart open neer. Aan de linkerkant van deze open kaart, legt elke speler één dichte kaart met daar half overheen een open kaart. Weer links van deze stap legt men twee dichte kaarten en één open kaart. Daarnaast drie dichte kaarten en één open kaart en als laatste daarnaast nog eens vier dichte kaarten en één open kaart. Er hebben zich nu bij beide spelers vijf rijen met kaarten gevormd. De rest van uw stapel kaarten legt u in het midden van het speelveld aan uw rechterhand.
De vijf open kaarten geven u alvast de gelegenheid om kaarten te verplaatsen. Ligt er bijvoorbeeld een klaver twee en een harten drie, dan kunt u de klaver twee op de harten drie leggen, of de harten drie op de klaver twee. In dit spel kijkt u niet naar de kleuren of de tekens (harten, schoppen, klaver of ruiten) maar naar de volgorde van de kaarten (2 t/m 10, boer, vrouw, heer en aas). Zodra u een open kaart op een andere open kaart heeft weten te leggen, komt er een dichte kaart vrij. Deze mag u omdraaien en naar believen (enkel als dit kan natuurlijk) op een andere open kaart leggen. U heeft nu bijvoorbeeld de klaver twee op de harten drie gelegd. Onder de klaver twee ligt een schoppen aas. Deze kunt u zonder bezwaar op de klaver twee neerleggen. Als er na deze zet weer een dichte kaart vrijkomt, kunt u ook deze weer spelen als het mogelijk is.
Het spel
Als beide spelers hun kaarten zover mogelijk hebben gerangschikt, kan het spel daadwerkelijk beginnen. De spelers moeten zich nu goed concentreren op het begin van het spel. Van de beide stapels met overige kaarten aan de rechter hand van elke speler, wordt één kaart van elke stapel omgedraaid en op het speelveld in het midden neergelegd.
Beide spelers moeten nu zo snel mogelijk van hun eigen kaarten af zien te komen. Dit doen zij door de kaarten op de stapels te leggen als daar een mogelijkheid voor is. Een voorbeeld: van één van de stapels met overige kaarten is een schoppen boer gekomen. Hierop kunt u een tien of een vrouw leggen, ongeacht de kleur of het teken van de kaart. Nogmaals, het gaat enkel om de rangvolgorde! Als één of beide spelers een passende kaart heeft/hebben (dus een vrouw of een tien) dan moeten zij deze zo snel mogelijk opleggen, voordat de ander dit doet.
Stel, één van de spelers heeft een tien, deze wordt opgelegd. Hierboven op kan dan vervolgens een boer of een negen worden gegooid. Als er onderwijl dichte kaarten bloot komen te liggen, worden deze zo snel mogelijk om gedraaid. De spelers mogen altijd vijf stapeltjes hanteren, een open kaart mag dus naar een lege plaats in het veld worden gebracht als er nog vier stapels over zijn. Dit heeft voordelen, zo kunnen dichte kaarten sneller worden open gespeeld! Als geen van beide spelers een kaart kan opleggen, wordt er van beide kanten van de stapel met overgebleven kaarten een nieuwe kaart op de stapel gelegd.
Zo gaat het spel van beide kanten door, totdat één van de spelers nog vijf kaarten heeft. Deze mag de kaarten in zijn handen nemen, zodat de tegenstander deze niet meer kan zien. Onder tussen gaat het spel gewoon door en zijn er als het goed is in het midden van het speelveld twee stapels met kaarten ontstaan die de spelers daar gevormd hebben. Als beide spelers nog vijf of minder kaarten over hebben, wordt het spannend en komt het einde van het spel in zicht.
Het einde
Beide spelers moeten zich goed concentreren op de stapels die zij tijdens het spel hebben gevormd. Ze hebben nog vijf of minder kaarten om weg te spelen. Als één van beide spelers nog 1 kaart in handen heeft, is deze verplicht om ‘laatste kaart’ te zeggen. De andere speler weet nu dat hij op zijn tellen moet passen. Als de laatste kaart wordt gelegd, heeft deze speler nog niet gewonnen. Het is nu de bedoeling dat één van beide spelers op de stap slaat met, in zijn ogen, de minste kaarten. Ook de tegenspeler die nog kaarten in zijn hand heeft, kan het spel dus winnen door op een stapel te slaan die lager is dan de ander. Als je als eerst hebt geslagen, is de stapel voor u. Het spel wordt opnieuw gespeeld met de gewonnen kaarten. Het doel is om niet voldoende kaarten meer over te hebben om het vereiste aantal kaarten in de beginpositie neer te leggen.
Bijzonderheden en regels
- Geen ‘laatste kaart’ gezegd? De grootste stapel is voor u!
- Beide tegelijk een kaart opgelegd? De onderste kaart mag blijven liggen.
- Niet voldoende kaarten meer om de stapel met overige kaarten in het midden aan te vullen? Speel met één stapel verder.
- Tegelijk op dezelfde stapel geslagen? De onderste hand wint het spel.
- Een verkeerde kaart opgelegd? U neemt uw kaart terug, die van de tegenstander mag blijven liggen!
- Te vroeg op een stapel geslagen? De grootste stapel is voor u.
- Er is nog maar één stapel, waar moet u slaan? Op de kale grond naast de stapel.
- U heeft een hele stapel op elkaar passende kaarten, mag u dat allemaal tegelijk opleggen? Ja, dat mag.