recensieAnselmus van Canterbury: 'Ondenkbaar dat U niet bestaat'
Anselmus zag in het jaar 1033 in het Italiaanse Aosta het levenslicht. Hij staat daarom ook wel bekend als 'Anselmus van Aosta'. In 1059 trad hij als kloosterling in de Benedictijnse abdij van Bec in. Hij werd prior en abt. Sommigen noemen hem daarom ook wel 'Anselmus van Bec'. In 1093 werd hij benoemd als aartsbisschop van Canterbury. Hij stierf er in 1109. En zo kennen de meesten hem: als 'Anselmus van Canterbury'.
'Ondenkbaar dat U niet bestaat' (proslogion)
- Auteur: Anselmus van Canterbury
- Vertaald door Vincent Hunink en ingeleid door Wim Verbaal
- Uitgeverij: Kok, Kampen
- Jaar: 2011
- ISBN 978 90 435 1891 8
- Pagina’s: 79
- Prijs: € 15,99
Wie was Anselmus?
Anselmus, geboren in Aosta, Italië, in het jaar 1033 en overleden op 21 april 1109 in Canterbury, was een filosoof, theoloog en benedictijner monnik. Hij was de tweede Normandische aartsbisschop van Canterbury en werd vooral bekend door zijn zogenaamde ontologische godsbewijs. Anselmus wordt beschouwd als de grondlegger van de scholastiek. Paus Alexander VI verklaarde Anselmus heilig in 1494 en in 1720 werd hij door Clemens XI erkend als kerkleraar.
Proslogion
Ontologisch argument
In zijn traktaat Proslogion ('Toespreking') ontwikkelt Anselmus zijn wereldberoemde 'ontologische Godsbewijs'. In het geschrift dat bekend zou worden onder de titel Monologion ('Alleenspraak'), vertelt hij dat zijn monniken hem hadden uitgedaagd om over het wezen van God te schrijven zonder terug te vallen op het gezag van de Bijbel (p.12). Zij wilden een helder betoog met voor de hand liggende bewijzen en eenvoudige argumentering. Sinds de Oudheid was dit het eerste betoog over God dat alleen op de menselijke rede berustte en niet op de Bijbel. Toch vroeg Anselmus zich af, zo schrijft hij in het voorwoord van Proslogion, of het niet eenvoudiger kon en of er misschien slechts één argument te vinden is dat genoeg heeft aan zichzelf, Een argument dat geen enkel ander argument nodig heeft als bewijs en dat door zijn eenvoud beter in overeenstemming zou zijn met de eenvoud die Gods wezen eigen moest zijn¹:
Eén enkel argument dat volstaat om hard te maken dat God werkelijk is, en dat Hij het hoogste goed is dat niets anders nodig heeft, ja, dat Hij degene is die alle dingen nodig hebben om te zijn en om goed te zijn, kortom alles wat wij geloven over het wezen van God (p19).
Argumentum Anselmi
Dat ene argument geeft hij in het onderhavige traktaat. De merkwaardige term 'ontologisch argument' komt van de filosoof Kant. Ontologisch verwijst naar dat onderdeel van de wijsbegeerte die zich bezighoudt met het 'zijn'. In de middeleeuwen noemde men dit gewoon 'het argument van Anselmus' ('argumentum Anselmi').
Ontologisch Godsbewijs
In vogelvlucht
Kort samengevat komt Anselmus' rationele Godsbewijs op het volgende neer (en ik geef meteen toe dat ik hierbij onherroepelijk tekortschiet). God is - per definitie - het hoogst denkbare. Anders gezegd: God is het volmaaktste Wezen waarmee vergeleken niets groters gedacht kan worden. Indien deze definitie aanvaard wordt, is hieruit het bestaan van God af te leiden. Als dit Wezen namelijk de eigenschap van 'er zijn' zou missen, zou het niet volstrekt volmaakt zijn: Gods werkelijke bestaan is namelijk groter dan het idee van God. God moet dus wel bestaan, want men kan zich niet een wezen indenken dat 'het grootst denkbare is' en tegelijk niet bestaat, aangezien dat in tegenspraak met elkaar zou zijn. In dat geval zou men immers een nog volmaakter Wezen kunnen denken, die dezelfde goddelijke eigenschappen bezit en bovendien werkelijk bestaat.
Het argument is een geniale intellectuele constructie. In de inleiding zegt Wim Verbaal:
De genialiteit van zijn argument is het gegeven dat zijn bewijs in de bewijsvoering besloten ligt en dat deze ook verder alle vragen dekt die naar het wezen van God gesteld kunnen worden. Voor de moderne geest komt dit als een cirkelredenering over en als zodanig is het Godsbewijs in de latere filosofie ook telkens weer uitgelegd. Desondanks blijven de eenvoud en de doorzichtigheid van de gedachtegang tot in onze tijd fascineren.(p13)
Bron: Cover Hoofdbrekens
En zo is het. Het kostte Anselmus overigens wel de nodige hoofdbrekens. In het voorwoord zegt hij dat hij soms meende dat wat hij zocht al binnen bereik was en dat het hem soms volledig aan de scherpte van zijn verstand ontging. Uiteindelijk was hij doodvermoeid, wanhoopte hij eraan en wilde hij ermee ophouden. Totdat het zich opeens in alle klaarheid aanbood. Overigens achtte hij "dit werkje" (evenals zijn 'Monologion') de aanduiding 'boek' niet waardig. Van hem hoefde er daarom ook geen auteursnaam bij. En dan te bedenken dat er 1000 jaar na dato in ieder filosofisch overzichtswerk naar verwezen wordt, hoewel - dat moet gezegd - de filosofische tekst zelf niet meer actueel of dwingend te noemen is.
La modestie nous gagne les grands coeurs et nous aliène les esprits étroits.
De redelijkheid van het geloof
Toch moet men Anselmus niet verkeerd begrijpen. Zijn argument was niet bedoeld om een sluitend bewijs te leveren voor ongelovigen voor het bestaan van God. Het was veeleer bedoeld voor gelovigen om te illustreren dat geloven geen passief en gedwee navolgen betekent, maar dat men ook moet geloven met het verstand en aldus intellectuele zekerheid kan verkrijgen omtrent het bestaan van God. Geloof stijgt boven de rede uit, maar is niet rede-loos. Geloof is niet voor de dommen. Geloof, zo laat Anselmus zien, is in staat zichzelf vanuit zichzelf te verklaren. De cirkelredenering lijkt dus door Anselmus gewild, schrijft Wim Verbaal: "In de zekerheid van het geloof vindt hij het argument dat deze zekerheid onderbouwt" (p14). Hij wilde de redelijkheid van het geloof aantonen; laten zien dat het geloof niet in botsing hoeft te komen met het verstand. En het geloof blijft meester van de rede, want het hoogst denkbare is altijd hoger dan het verstandelijk hoogst denkbare. Mensen zijn beperkte wezens die alles slechts ten dele kunnen overzien en beredeneren.
Het 'Verloren Eiland' van Gaunilo van Marmoutiers
Kritiek
De benedictijner monnik Gaunilo van Marmoutiers was één van de eersten die kritiek leverde op Anselmus' redenering. Hij schreef het 'Antwoord namens de dwaas', hetgeen verwees naar Psalm 14:1, waar staat: "Dwazen denken: Er is geen God." Deze Psalm werd door Anselmus in zijn redenering aangehaald. Gaunilo's betoog luidt aldus:
De mensen zeggen dat er ergens in de oceaan een eiland ligt dat zo moeilijk (liever gezegd onmogelijk, omdat het wellicht niet bestaat) te vinden is, dat sommigen dit het 'Verloren Eiland' noemen. En we krijgen te horen dat het gezegend is met alle soorten onschatbare heerlijkheden in overvloed, veel meer dan de Gelukzalige Eilanden; en omdat er geen eigenaar of inwoner is, steekt het in alle opzichten in de rijkdom van zijn weelde uit boven al die andere landen waar mensen wonen. Als iemand mij hierover vertelde, begrijp ik gemakkelijk wat hij zegt, omdat dit helemaal niet moeilijk is. Maar als ze dan zeggen, alsof dat logisch was: 'Je kunt net zomin betwijfelen dat dit eiland, dat heerlijker is dan alle andere landen, werkelijk ergens bestaat, dan je kunt betwijfelen dat het in je gedachten bestaat; en omdat het beter is niet alleen in gedachten te bestaan maar ook in werkelijkheid, daarom moet het bestaan. Want als het niet bestond, zou elk ander echt bestaand land beter zijn, en daarom zou dit eiland, dat nu al in jouw gedachten beter is dan andere, niet meer beter zijn.' Ik zeg dat als iemand mij op deze manier wilde overtuigen dat dit eiland werkelijk boven alle twijfel bestaat, ik óf zou denken dat ze me voor de gek hielden, óf me af zou vragen die een groter dwaas is: ikzelf, als ik met ze instemde, of zij, als ze dachten, dat ze met enige zekerheid hadden bewezen dat dit eiland echt bestaat; tenzij ze me eerst hadden overtuigd dat zijn heerlijkheid in mijn gedachten bestaat net zoals iets dat echt bestaat, en niet allen maar als iets onwerkelijks of van twijfelachtige realiteit.²
Andere categorie
Anselmus zag geen reden om een uitgebreide reactie te geven op het 'Verloren Eiland' argument, aangezien hij Gaunilo's interpretatie van zijn oorspronkelijke argument in de Proslogion categorisch afwees. Anselmus benadrukte dat zijn oorspronkelijk argumentatie
niet uitging van het
algemene principe dat iets groter is wanneer het werkelijk bestaat dan wanneer het alleen in gedachte bestaat. Onderdeel van zijn definitie is dat God 'datgene is wat het hoogst denkbare is'. God valt in een geheel andere categorie dan een eiland of wat dan ook. God overstijgt alles en iedereen, dat is een aspect van het wezen van God. En zodra dit begrepen wordt, bestaat God werkelijk voor hem of haar. Volgens de theoloog Alister McGrath is dit de bedoeling van Anselmus' meditatie:
Na te denken over hoe het christelijke verstaan van God het geloof in Gods realiteit versterkt. Het 'bewijs' geldt in feite niet buiten deze context van het geloof en het is nooit Anselmus' bedoeling geweest dat het op zo'n algemene filosofische manier zou worden toegepast.³
Godsverlangen is van alle tijden
Diep verlangen naar God
Het staat voor Anselmus buiten kijf dat God bestaat. Godsbewijzen zijn vergankelijk, maar Godsverlangen is van alle tijden: "Ik smeek u, Heer, hongerig begon ik mijn zoektocht naar U, laat mij niet stoppen zonder van U te hebben mogen proeven!" Anselmus wisselt zijn betoog af met bevlogen, lyrische passages. In deze poëtische, meditatieve gedeelten verwoordt de schrijver zijn diepe verlangen naar God en zijn wil om te weten én te ervaren.
Lyrische tekst
Deze nieuwe vertaling is - voor zover ik kan overzien - de eerste Nederlandse versie die ook recht wil doen aan de lyrische tekst, hetgeen tot uitdrukking komt in de typografie, waarbij men de meditatieve, lyrische gedeelten heeft laten inspringen. Het is een mijns inziens geslaagde vertaling in alledaags Nederlands met prachtige meditatieve gedeelten, waarin hij hartstochtelijk zoekt naar God bij Wie wij mogen schuilen. En juist deze kant van de tekst maakt het boekje uiterst actueel. Godsbewijzen mogen dan bijna niemand meer aanspreken en vergangelijk zijn, zoals Vincent Hunink die voor de vertaling zorgde het uitdrukt, Godsverlangen daarentegen is eeuwig.
Kom, kleine mens,
laat je beslommeringen
even wat ze zijn,
verberg je een moment
voor je rumoerige gedachten.
Leg je zware zorgen aan de kant
en zet je vermoeide taken opzij.
Neem een weinig tijd voor God
en rust een weinig uit in Hem.
Ga in de binnenkamer van je hart,
sluit alles buiten behalve God en
wat je helpt Hem te zoeken,
doe je deur dicht en zoek Hem.
Noten:
- Later ontwikkelde de 14e eeuwse Engelse Franciscaner monnik en logicus Willem van Ockham, het principe dat thans bekend staat als 'het mes van Ockham'. Hij stelde dat als voor een fenomeen meerdere verklaringen kunnen worden gegeven, de voorkeur gegeven moest worden aan de eenvoudigste complete verklaring. Het 'mes' of 'scheermes' staat voor het wegscheren of snijden van alle onnodige ingewikkeldheden om zo bij de eenvoudigste (en daarmee de meest elegante) verklaring uit te komen.
- Alister McGrath: Geloof & natuurwetenschap - Een introductie, Kok, Kampen, 2001, p.103-104.
- Ibid, p.104.
Lees verder