Hoe is de jukebox ontstaan?
De jukebox moet toch wel hét symbool zijn van de wederopstanding van design en uiterlijk vertoon in de jaren vijftig. Het ontstaan van de eerste jukeboxen begint echter al een eeuw eerder; het was de ontwikkeling in diverse opnametechnieken waardoor het opnemen en weer afspelen van muziek mogelijk werd. Deze ontwikkeling, in combinatie met de groeiende interesse in commercieel aantrekkelijke coin-operated machines, zorgde ervoor dat al vrij snel na de eerste ontwikkelingen op opnamegebied de eerste muziekapparaten met muntinworp ontstonden.
Inhoud
Mechanische muziek
De snelle technologische groei en ontwikkeling die op gang werd gebracht in de late achttiende en negentiende eeuw zorgde al snel voor een interesse in het mechanisch reproduceren van geluid en muziek. Diverse apparaten werden uitgevonden om de muzikant overbodig te maken bij het opluisteren van een restaurant of bar. Zo werd in 1895 de eerste pianola gebouwd; een piano die op basis van papieren rollen met gaatjes muziek kon reproduceren zonder dat hierbij een speler nodig was. Uiteraard werden deze pianola’s vaak uitgerust met een muntmechanisme om niet alleen de investering voor de horeca-uitbater terug te verdienen, maar daarnaast ook nog een extra inkomstenbron te verschaffen. Niet alleen de piano werd geautomatiseerd, maar als snel volgde de Mills Novelty Company met de automatische viool; de Automatic Virtuosa in 1905 en daarna de Violano Virtuosa. Andere manieren om automatische muziek te produceren en te vermarkten waren al snel beschikbaar. Toch zouden deze uitvindingen slechts marginaal bijdragen aan het eerste idee voor een jukebox. Het was een andere uitvinding die de grootste bijdrage zou leveren.
Opgenomen geluid
Het opnemen van geluid, zoals Thomas Edison lukte in 1877 zorgde voor een ontwikkeling die uiteindelijk zou leiden tot de eerste grammofoon en vanuit daar de eerste jukebox. Welke uitvinding uiteindelijk de echte titel eerste jukebox mag dragen is onduidelijk; vanuit verschillende kanten ontstonden apparaten die we als een voorloper van de jukebox kunnen betitelen. Veel van deze apparaten bleven echter als prototype of experiment in een schuur of kelder staan. In feite kan de Speaking Phonograph van Thomas Edison uit 1889 als eerste voorloper van de jukebox gezien worden; bij een aantal versies kon men tegen betaling immers naar muziek luisteren. De vorm van het apparaat zou tegenwoordig echter niet direct aantrekkelijk genoemd worden.
De Automatic Entertainer van John Gabel uit 1906 komt dan dichter in de buurt van een jukebox. Ook dit apparaat kon muziek reproduceren en werkte op een muntinworp. Deze kast, het apparaat zag er immers uit als een mooi bewerkte kast met daarop een grote hoorn, zag er aantrekkelijk uit en het mechanisme was zelfs voor een groot gedeelte zichtbaar, zoals decennia later beeldbepalend zou worden voor de silver age jukeboxen. Het slechte geluid van deze eerste jukebox verhinderde echter het succesvolle gebruik in horecagelegenheden.
De eerste echte jukebox
De Europese Bussophone uit 1919, aan de hand van Cyril de Vere kan wel als eerste herkenbare en commercieel aantrekkelijke jukebox beschouwd worden. Vanaf deze jukebox zou het nog slechts enkele jaren duren, totdat enkele technische ontwikkelingen het versterkte elektrisch gereproduceerde geluid mogelijk hadden gemaakt, totdat de jukebox eindelijk zou doorbreken. Vanaf 1927 was de jukebox dan ook definitief geboren. Al snel ontwikkelde de eerste houten kasten zich tot lustig uitgeruste design statements met diverse nikkel en chromen details, lichteffecten en bubbelende buizen.
AMI, Wurlitzer, Mills, Seeburg en Rock-Ola
Grote merken zoals AMI, Wurlitzer, Mills, Seeburg en Rock-Ola zouden merkleiders in jukeboxen worden. Initieel zouden de prachtige Wurlitzer-ontwerpen deze fabrikant een voorsprong verschaffen die we tegenwoordig nog herkennen in de Wurlitzer 1015, de meest iconische jukebox die tot op heden geproduceerd is.
Seeburg pakte deze leidende rol echter snel over met de Seeburg M100A; een model dat met zijn typische Scandinavische design de moderne mens aansprak. Naast dit typische design had Seeburg nog een voorsprong genomen, deze keer in de vorm van techniek. Waar andere fabrikanten nog worstelden met machines die 24 of 48 selecties boden, zorgde de Seeburg M100A voor een revolutie door het aanbieden van 100 selecties. Deze technologische voorsprong zou Seeburg niet meer laten gaan, zoals de eerste 45-toeren jukebox (de Seeburg M100B), de eerste 200 select jukebox (de Seeburg V-200) en de eerste stereo-jukebox (de Seeburg 222) lieten zien.
De revolutionaire Seeburg M100A heeft niet alleen op design en techniek een ommekeer bewerkstelligd, maar heeft ook definitief een tijdperk afgesloten. De Zweedse stijl van de M100A sloot de zogenaamde “golden age” af en luidde de “silver age” van jukebox design in. De M100A zelf kan in feite zelf noch in de golden age (1932-1951) als de silver age (1951-1964) geplaatst worden. De golden age werd immers gekenmerkt door vele lichteffecten en plastics, terwijl de silver age naast de nieuwe 45-toeren platen gekenmerkt werd door chroom en autodesign. De M100A en de opvolger, de M100B, zouden noch gekenmerkt worden door overvloedige lichteffecten en plastics, noch door chromen autodesign. Wellicht is dat de reden voor de, gezien de beslissende rol in de jukebox geschiedenis, bescheiden prijs die deze jukeboxen tegenwoordig opbrengen.
Ondergang van de jukebox
Hoewel de silver age (1951-1964) de populariteit van de jukebox nog wat kon verlengen, gevolgd door de bronze age (vanaf 1965) waren de gloriedagen in feite al voorbij voordat de jaren vijftig goed en wel waren begonnen. De technologische vooruitgang maakte al snel radio’s en televisies voor velen bereikbaar, waardoor de jukebox gedoemd werd tot een marginale rol. Tegenwoordig is de jukebox dan ook vrijwel geheel uit het straatbeeld verdwenen, hoewel een enkel Duits café nog een NSM op CD’s of MP3 aan de muur heeft hangen als een vage herinnering aan de rol die de jukebox ooit in dergelijke gelegenheden speelde.