recensieOp judo, door Marian van Gog
Het boek Op judo, geschreven door Marian van Gog , gaat over allerlei dingen die te maken hebben met de vechtsport judo. Het boekje behoort tot de reeks De Kijkdoos, informatieve boekjes van De Ruiter’s documentatiecentrum, voor kinderen uit groep 1 tot groep 4. Het boekje is zeer geschikt als basis voor een spreekbeurt.
Inhoud artikel
Over de auteur, Marian van Gog
Marian van Gog is geboren in 1951 in Huizen, Noord-Holland, haar vader had een boekbinderij. Marian vond het heerlijk om tussen al die boeken door te lopen en ze las graag. Op school schreef ze verhalen, maar nog liever maakte ze gedichten. Op de middelbare school deed ze mee aan een hoorspelwedstrijd en won de eerste prijs. Na de middelbare school ging ze naar de HTS en studeerde chemische techniek. Het schrijven van verslagen vond ze heerlijk. Marian kreeg kinderen, toen zij naar school gingen had ze volop de tijd om te schrijven. Ze schreef stukjes voor een plaatselijke krant over alledaagse onderwerpen, maar ook schreef ze cabaretteksten en richtte een cabaretgroepje op. Een aantal teksten stuurde ze naar de VARA en nu schrijft ze al heel veel jaren mee aan de liedjes van Kinderen voor Kinderen. Marian kreeg een baan aangeboden als huisschrijver bij een uitgever voor kinderliedjes en musicals en sinds die tijd heeft ze een paar honderd kinderliedjes geschreven en meer dan twintig musicals. Ze werkt ook mee aan verschillende lesmethodes en schrijft lespakketten voor Unicef en lesbladen voor Veilig Verkeer Nederland. Verder heeft Marina peuterboeken geschreven.
Over de illustratoren: Ivan en Ilia
Ivan en Ilia zijn een illustatorenduo, collega's, maar ook vriend en vriendin. Ivan Lodde is geboren in 1968 in Maastricht, Ilia Frins in 1971 in Heerlen las ik op de website van het duo. Ze kennen elkaar van school, deden beiden de vrije studierichting Illustratieve vormgeving. Na de opleiding tekende Ilia nog handmatig, Ivan wilde liever digitaal tekenen. In 1996 werd Ilia overgehaald om dat ook te doen en vanaf die tijd werken ze samen, tegenwoordig zelfs aan dezelfde tekeningen. Naast illustraties voor leesboeken, tekenen ze ook voor geboortekaartjes, wenskaarten, schoolboeken, tijdschriften en speelgoed.
Gegevens van het boek
- Titel: Op judo
- Tekst: Marina Gog
- Redactie: Margret Gosens
- Illustraties: Ivan en Ilia
- Foto's: Frank Broekhuizen, Diego Azubel
- Vormgeving en beeldverwerving: Astrid van der Neut
- Verder heeft meegewerkt aan het boek: Niels Huneker, sportschool Van Doorn (Tiel)
- Uitgeverij: Noordhoff Uitgevers
- Gepubliceerd: 2009
- Genre: prentenboek
- Aantal pagina’s: 24
- ISBN: 978 90 01 77343 4
- Geschikt voor: voorlezen voor kinderen vanaf vier jaar, zelf lezen vanaf zeven jaar
De inhoud van het boek Op judo
Onderdelen die besproken worden:
- Kijk eens (kijkplaat)
- Op judo: bij judo stoei je met elkaar, je leert hoe je aan moet vallen, maar ook hoe je een aanval van een ander kunt tegenhouden. Bij judo mag je elkaar geen pijn doen. Wie aan judo doet heet een judoka, judoka is een Japans woord, judo komt uit Japan.
- Rollen en vallen: je leert hoe je moet rollen, niet over je hoofd maar over je schouder. Rollen helpt om te vallen zonder dat het pijn doet. Winnen is leuk, maar verliezen is echt niet erg.
- Twee aan twee: judo is goed voor je lichaam, je spieren worden er sterk van. Je leert hoe je stevig kunt blijven staan, hoe je je evenwicht kunt bewaren, je leert om te vallen zonder dat het pijn doet. Verder leer je om goed samen te werken, judo doe je samen met een ander kind.
- In de dojo: judo leer je in de dojo. Dojo is een Japans woord voor oefenzaal. In de dojo ligt een tatami, dit is een zachte mat. Een oefenmat is grijs, een wedstrijdmat is geel en heeft een blauwe rand. Soms is er geen mat maar een judovloer.
- Groeten: groeten doe je aan het begin van de les en aan het einde van de les. De meester en de kinderen maken dan een Japanse buiging. Met de buiging bij het begin van de les belooft de meester dat hij leuk les zal geven, de kinderen beloven dat ze goed zullen luisteren en zich aan de regels zullen houden.
- Vallen en opstaan: als je valt sla je met je arm op de grond, dat noem je afslaan. Met afslaan breek je je val. Tijdens een les leer je ook worpen en grepen. Met een greep houd je iemand tegen de grond. Je houdt de andere vast totdat hij aftikt (een tik op de mat, of op de rug of arm van de ander). Als iemand aftikt moet je elkaar direct loslaten.
- Het pak: het judopak is wit en heet judogi, de broek heet zubon, het jasje heet kimono. Met een band houd je de kimono dicht. Meisjes dragen een wit shirt onder de kimono.
- Band en slip: als je begint met judo krijg je een witte band. Na een tijdje mag je examen doen, heb je het examen gehaald dan mag je een geel strookje op de band naaien. Dit strookje heet een slip. Er zijn nog veel meer kleuren banden (wit-geel-oranje-groen-blauw-bruin-zwart).
- De wedstrijd: als je al wat langer op les zit en je kunt heel goed judo dan mag je misschien wel meedoen aan een wedstrijd. Je judoot dan met iemand die ongeveer even oud is en even zwaar is als jij. Bij de wedstrijd zijn regels waaraan je je moet houden.
- Belangrijke woorden (rol, zaal, mat, groet, pak, worp, band, winnen)
De tekst en de illustraties/foto's
Op de voorkant zie je twee kinderen die de judosport beoefenen. Ook de titel geeft duidelijk weer waar het boek over gaat. In de inhoudsopgave vind je de onderwerpen uit het boek, bij ieder onderwerp staat een klein plaatje. Het boek begint met een kijkplaat, je ziet een dojo met heel veel kinderen die aan het judoën zijn, de meesters en juf geven aanwijzingen. Bij ieder onderwerp/hoofdstuk staan tekeningen en foto's. Op iedere linkerpagina staat een gekleurd blokje met daarin de titel van het hoofdstuk en een paar regels tekst in verhaalvorm, in deze tekst vind je geen hoofdletters. Op de rechterpagina die hoort bij de linkerpagina staat meer informatie over het onderwerp (informatief stukje), hier worden wel hoofdletters gebruikt. De auteur gebruikt korte zinnen, moeilijke woorden worden direct uitgelegd en achterin het boek komen belangrijke woorden nog een keer terug.
Een fragment
Bij het hoofdstuk Op judo:
op judo
jeng zit op judo.
hij kijkt naar de meester.
die laat zien hoe het moet.
Judo is een sport.
Bij judo stoei je met elkaar.
Je leert hoe je moet aanvallen.
En ook hoe je de aanval van een ander
kunt tegenhouden.
Dat heet: verdedigen.
Bij judo mag je elkaar geen pijn doen.
Wie aan judo doet, heet een judoka.
Judoka is een Japans woord,
Want judo komt uit Japan.
In Japan leren kinderen judo soms op school.