recensieBoekrecensie: 'Het smelt' van Lize Spit
Eva, een jonge vrouw uit Brussel, rijdt naar haar geboortedorp met een groot blok ijs in de kofferbak van haar auto. Pas na een aanzienlijk deel van de 480 pagina's van 'Het smelt' van Lize Spit kom je erachter wat ze met dat blok ijs van plan is, maar het lezen van al die pagina's is beslist geen straf. Lize Spit kan namelijk adembenemend goed schrijven en weet je aandacht vanaf de eerste bladzijde vast te houden. Gaandeweg doemen de contouren van een gruwelijke jeugd op.
Boekgegevens
- Auteur: Lize Spit
- Titel: Het smelt
- Uitgeverij: Dag Mag uitgevers
- Jaar van verschijning: 2016
- ISBN: 978-90-824106-1-7
Eva, de hoofdpersoon van 'Het smelt' van Lize Spit, probeert zich in Brussel los te maken van haar jeugdjaren in het Vlaamse dorpje Bovenmeer en haar draai te vinden in de maatschappij. Haar jeugd stond in het teken van twee belangrijke invloeden: het disfunctionele gezin waaruit ze afkomstig was en de hechte vriendschap tussen haar en twee jongens, Pim en Laurens. De drie noemden zich 'de drie musketiers'. Hun band was zo hecht geworden doordat zij de enige drie kinderen in het dorp waren uit hun geboortejaar en daarom op school een op zichzelf staand groepje vormden. Drie was te weinig voor een aparte klas op het dorpsschooltje en daarom volgden ze onderwijs als 'bijzetklasje', tegelijk met andere leerjaren. Soms zaten ze bij oudere kinderen achter in de klas, soms bij jongere.
Disfunctioneel gezin
Aangezien alles vanuit het perspectief van Eva wordt beschreven, die niets anders kent dan het gezin waarin ze opgroeide en dat bestond uit haar ouders, haarzelf, haar broer Jolan en haar zusje Tesje, dringt het pas gaandeweg tot je door hoeveel er mis was in dat gezin. Je begrijpt langzamerhand dat Eva degene was die zich er verantwoordelijk voor voelde dat alles, althans naar buiten toe, nog een beetje een normale indruk maakte. De zorg voor haar zusje, bij wie zich steeds duidelijker een ziekte openbaarde, eiste steeds meer van haar tijd en energie op, zodat ze aan haar eigen leven nauwelijks toekwam. Af en toe ontvluchtte ze haar ouderlijk huis om met haar twee enige echte vrienden samen te kunnen zijn.
In het gezin liep alles steeds verder uit de hand. Je moet als lezer machteloos toezien en maar hopen dat de onvermijdelijke klappen niet al te hard zullen aankomen. Op het moment dat Eva haar verhaal vertelt is het gezin allang uiteengevallen, maar het verleden is voor haar onuitwisbaar.
Ontaardende vriendschap
Ook met de vriendschap tussen Eva, Pim en Laurens ging het op een gegeven moment de verkeerde kant op. Wat op de basisschool nog een gewone hechte vriendschapsband was, ontaardde vanaf het aanbreken van de puberteit steeds meer in een, uiteindelijk ook gewelddadige, afhankelijkheidsrelatie, waarbij niet altijd op voorhand duidelijk was wie wie in zijn macht had; buitenstaanders, zoals Laurens' moeder en een paar meisjes die de puberende jongens in hun ban hielden, deden de balans nogal eens naar een onverwachte kant omslaan, tot er uiteindelijk een gruwelijke climax volgde die diep in de levens van de jongeren ingreep en waarna voor Eva niets nog ooit hetzelfde zou zijn.
Steeds was Eva degene die aan het kortste eind trok, die verraden werd, en lieten de anderen hun eigen belangen op het cruciale moment altijd zwaarder wegen dan haar welzijn. Als de cirkel tegen het eind van het boek bijna rond is, begrijp je waarom de volwassen Eva dat blok ijs bij zich heeft en kun je alleen nog maar hopen dat de finale niet zo verschrikkelijk zal zijn als je vreest.
Rasschrijver
Spit schrijft in mooie, ritmische zinnen met vaak typisch Vlaamse woorden en uitdrukkingen, waarmee je ook als noorderling heel snel vertrouwt raakt. Alles wordt haast nonchalant verteld, alsof het allemaal heel normaal is, zodat je regelmatig opschrikt als tot je doordringt hoe verziekt de verhoudingen eigenlijk zijn.
Spit doseert de informatie namelijk heel knap, waarbij haar ervaring als scenarioschrijver haar ongetwijfeld van pas is gekomen: ze weet goed wat de aandacht vasthoudt en wat niet. Ze zoekt niet het makkelijke effect en de sensatie, maar presenteert de gebeurtenissen juist zo onnadrukkelijk mogelijk, hoe schokkend ze ook zijn. Iets wat vroeg in het verhaal opduikt, blijkt later soms een onverwachte functie te hebben, waarbij vaak eerder geïntroduceerde elementen op een nieuwe manier worden gecombineerd. Daardoor vraag je je soms af hoe het mogelijk is dat je iets niet eerder zag aankomen. Maar ook als er een clou is onthuld (en er zijn er vele in de loop van het boek), wil je meteen verder lezen, omdat alles wat je dacht te begrijpen weer in een nieuw daglicht is komen te staan.
De stijl is traag maar ongelooflijk spannend: in de loop van de 480 pagina's smelt de illusie dat het allemaal nog goed kan komen steeds verder weg, net zo traag als een groot ijsblok. Maar je blijft tot de laatste bladzijde hopen.
Het lijdt geen twijfel: Spit, die eerder korte verhalen en poëzie publiceerde, bewijst met haar debuutroman een rasschrijver te zijn. Het is een boek om ademloos uit te lezen.